Raad der Vereeniging
De Raad der Vereeniging werd door De Nederlandsche Padvinders ingesteld toen in 1927 de organisatie-vorm van de burgerlijke vereniging werd omgezet in een corps met hiërarchische leiding. Het heeft tot taak het toezicht te houden op de gestes van de leiding, verleent jaarlijks de decharge aan de penningmeester, benoemt de hoofdkwartierscommissarissen en maakt de niet-bindende voordracht op voor de benoeming van de hoofdverkenner door de algemene vergadering. De hoofdverkenner heeft, in afwijking van de organisatie-vorm, zoals deze in Engeland bestaat, waar de stichter van de beweging, lord Baden-Powell, een natuurlijk gezag heeft, dat een orgaan als de raad overbodig maakt, de raad der vereeniging ingesteld, opdat er een instantie zou zijn, waartegenover de hoofdverkenner verantwoording kan afleggen van zijn daden. [1].
Eind 1936 bestond de raad uit de volgende leden met de hoofdverkenner, Jean Jacques Rambonnet, als voorzitter:
- Prof. Mr. P.J.M. Aalberse;
- J.M. de Booy directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij;
- C.J.M. Collette, gen. majoof art. b.d.;
- Mr. J. van Gelein Vitringa, lid van de Hoogen Raad der Nederlanden;
- C.J. Hasselman, lid van den Raad van State;
- J.F. Osten, vice adm. b.d.;
- Prof. R.L.A. Schoemaker;
- Mr. R.J. Verheyen, oud proc. gen van Ned.-Indië
- R. Zuyderhoff, voorzitter van de algemeene rekenkamer.