Bep van den Bosch-de Jongh
Mevrouw Elisabeth (Bep) van den Bosch - de Jongh was presidente van Het Nederlandsche Meisjesgilde en het Nederlandse Padvindstersgilde van 1930 tot 1950.
Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]
Zij was lid van de gemeenteraad van 's-Gravenhage[1]. Haar vader was Gerrit de Jongh, directeur van de dienst Gemeentewerken Rotterdam en lid van de Provinciale Staten en de Tweede Kamer der Staten Generaal voor de Liberale Unie.
Scouting[bewerken | brontekst bewerken]
Bep van den Bosch-de Jongh werd presidente van het Nederlandsche Meisjesgilde. Zij bracht al snel de centrale eenheid in het Gilde tot stand en de daarmee gepaard gaande naamsverandering: Het Nederlandse Padvindsters Gilde (1933). Haar totemnaam was Veedim (Veedim= Vierkant Eerlijk Doortastend Idealisme Moed). Vanaf mei 1940 was ze de redacteur van het blad De Padvindster samen met Jeanne Stam-Dresselhuys.
Na het verbod op Scouting op 2 april 1941 zat ze van 3 tot 6 april 1941 vast in het Oranjehotel. Na de oorlog verzamelde majoor E.P. Weber, commandant van de Scheveningse gevangenis vanaf mei 1945, zoveel mogelijk gegevens van gevangenen. Bep is in het overzicht opgenomen[2].
Ze bleef presidente van de NPG tot 1950 en werd vervolgens benoemd tot ere presidente. Ze overleed in 1969[3].
Er is een Veedim vendel naar haar genoemd bij Scouting Hoogeveen.
Onderscheidingen en eretitels[bewerken | brontekst bewerken]
- Officier in de Orde van Oranje-Nassau
- Ere-presidente van het Nederlands Padvindsters Gilde[1]
- Zilvervis (1938)