De Witte Zeehond

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
De Witte Zeehond
Originele titel
The White Seal 
Auteur
Verzameling
Eerste uitgaven
 augustus 1893 

De Witte Zeehond is een kort verhaal van de Britse schrijver Rudyard Kipling. Hij zou zijn begonnen met schrijven aan het verhaal op 3 mei 1893. Het verscheen voor het eerst in het augustus nummer van het londense tijdschrift “National Review” in 1893. In het volgende jaar werd het opgenomen in de verzameling van het Jungleboek.

Het verhaal is bijzonder in deze verzameling omdat het niet speelt in India.

De tussenkopjes in het verhaal hieronder horen er eigenlijk niet in, maar zijn erin gezet om de leesbaarheid op de scoutpedia te vergroten.

Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing; Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Inleiding[bewerken | brontekst bewerken]

In het begin van de lente komen de mannetjes aan op Novastoshnah. Ze vechten daar om de beste plaats voor hun gezin op het strand, dicht bij de zee. Eind mei, begin juni komen de wijfjes hun metgezel vervoegen. De Holluschickie trekken een halve mijl het land in en spelen in kudden. Als Kotick geboren wordt, merkt Matkah dat zijn pels wit zou blijven. Hij leert snel uit de weg te springen voor Zeevang, als deze aan het vechten is. Hij krijgt om de andere dag eten van Matkah en groeit goed op.

Het eerste wat hij doet is het land verder inkruipen, daar ontmoet hij duizenden jongen van zijn leeftijd en spelen ze gezellig samen. Als Matkah terug is van de visvangst, gaat ze naar het speelplein en roept Kotick. Daar moeten de jonge zeehonden goed opletten dat ze niet omver geduwd worden door moeders op zoek naar hun kleintje, maar als ze niet in de modder ploeteren, of droog zand in een snede, of een wonde duwen, zolang ze niet gaan zwemmen als de zee hoog staat, kan hen daar verder geen kwaad gebeuren. Na enkele weken kunnen ze goed zwemmen en voelen zich in het water thuis, waar ze met hun kameraden spelen.

Kleine zeehonden kunnen vanaf hun zes weken leren zwemmen. Ze moeten wel goed opletten voor grote golven, want ze kunnen nog verdrinken.

Op het einde van oktober verlaten de zeehonden het eiland en zwemmen per gezin en in troepen naar de volle zee. Dit jaar moet Kotick leren vis vangen. Volgend jaar wordt hij ook een Holluschickie.

Ze gaan op weg dwars door de stille oceaan. Kotick leert op zijn rug te slagen, gewiegd door de lange, zacht deinende golfslag van de oceaan. Als Kotick zijn huid voelt prikken en jeuken, komt er slecht weer op til en moeten ze vlug wegzwemmen. Tot Kotick geleerd heeft waarheen hij moet zwemmen, volgen ze Zeezwijn, de bruinvis, want die is heel wijs. Tijdens zijn eerste jaar leert Kotick zoveel dingen, zoals hoe het best de vissen te vangen, de albatros en de fregat groeten, nooit stoppen om naar een schip en vooral niet om naar een roeiboot te kijken, ... Tien maanden lang zetten ze geen vin de vast wal.

De mensen[bewerken | brontekst bewerken]

Op een dag, in het warme water bij het Juan Fernandez-eiland, voelt Kotick een loomheid door heel zijn lichaam. Het teken om terug te keren naar het strand van Novastoshnah, zevenduizend mijlen ver weg. Weldra ontmoet hij tientallen kameraden, die zich afvragen hoe hij aan zijn witte kleur is gekomen. De nacht dat ze aankomen, dansen de éénjarige zeehonden samen de vuurdans in het water bij Lukannon.

Juist als ze elkaar hun verhaal doen over de zee, verschijnen twee zwartharige mannen met platte, rode gezichten. De Holluschickie, die nog nooit een mens hebben gezien, kijken dwaas toe. De mensen komen van het dorpje, een halve mijl van het zeehondenstrand, om te kijken welke zeehonden ze naar de slachterijen zouden drijven, voor hun pels. Patalamon mag van zijn vader Kotick niet aanraken, vanwege zijn witte pels. Kerick is bijgelovig en denkt dat het de geest is van Zaharof en dat brengt ongeluk. Ze nemen de groep vierjaarlingen mee, die zonder weerstand voortkruipt. Dagelijks worden honderden zeehonden weggeleid naar de slachterijen en enkel Kotick stelt daar vragen over. Blijkbaar gebeurt dit elk jaar. Kotick beslist de mensen te volgen. Na een uur, kruipen, mogen de zeehonden afkoelen (als ze te warm zijn, scheuren de pelsen bij het villen). Dan verschijnen een dozijn mannen met een met ijzer beslagen kolf. De dieren die gebeten, of te veel verhit zijn, worden uit de groep gestampt. Dan slaan de mannen met hun kolven op de zeehondenkoppen en tien minuten later liggen ze allemaal gestroopt.

Kotick draaft vol afschuw snel terug naar de zee. Bij het zeeleeuwenpunt werpt hij zich in het water. Als een zeeleeuw vraagt wat hij daar komt doen, vertelt Kotick wat hij juist gezien heeft. De zeeleeuw vertelt Kotick dat het al dertig jaar gebeurt. Zolang ze geen eiland vinden waar er geen mensen komen, zullen de zeehonden opgejaagd worden. Kotick vraagt of er dan zo'n eiland is, maar de zeeleeuw heeft er nog geen gevonden. Hij raadt Kotick aan om eens naar het Walruseiland te zwemmen om het aan Sea Vitch te vragen. Kotick moet eerst rusten, want het eiland is zes mijlen daar vandaan. Dat doet hij en zwemt dan naar Sea Vitch. Kotick maakt hem wakker, samen met de andere walrussen. Daar stelt Kotick zijn vraag, maar Sea Vitch wilt met rust gelaten worden. Dus scheldt Kotick hem uit voor mosseleter, wat door de meeuwen wordt nageroepen. "Vraag het aan de zeekoe" zegt Sea Vitch uiteindelijk, "als die nog leeft, zal die het kunnen zeggen". Kotick kan de zeekoe herkennen omdat het het enige wezen op zee is dat nog lelijker is dan Sea Vitch en nog ongemanierder, krijst een zeemeeuw.

Kotick zwemt terug naar Novastoshnah, maar niemand wilt hem helpen zoeken naar de zeekoe en naar een onbewoond eiland, zelfs Matkah niet.

Die herfst, verlaat hij het strand en gaat alleen op zoek naar de zeekoe. Hij zwemt door het hele oceaan en beleeft tal van avonturen, ontsnapt op het nippertje aan de haaien en ontmoet tal van andere zeedieren, maar nergens vindt hij de zeekoe, of een geschikte eiland. Vijf seizoenen lang trekt Kotick op ontdekking, zonder resultaat, tot de Holluschickie de spot met hem drijven. Tal van eilanden bezocht hij en telkens waren daar zeehonden geweest, maar deze waren uitgeroeid door de mensen, tot hij op een groen eilandje een heel oude zeehond ontmoet, hem wat vis brengt en zijn verhaal doet. De oude, stervende zeehond is de laatste van zijn stam en vertelt Kotick over de legende dat er ooit uit het noorden een witte zeehond zou komen en alle zeehonden naar een veilig oord zou brengen en hij spoort Kotick aan om nog een laatste keer op zoek te gaan. Maar als hij die zomer terug naar Novastoshnah keer, vraagt Matkah hem om een wijfje te zoeken en een gezin te stichten. Kotick vraagt om nog één seizoen op zoek te gaan. Een van de wijfjes had ook om uitstel gevraagd en samen dansen ze de vuurdans.

Coppereiland[bewerken | brontekst bewerken]

Dan vertrekt hij naar Coppereiland. Opeens ziet hij daar wezens zoals hij nog nooit gezien heeft. Als hij hen vraagt hoe ze heten, buigen ze sierlijk, maar spreken niet. Hij beseft opeens dat het om zeekoeien gaat en vraagt ze in alle talen waar hij een onbewoond eiland kan vinden, maar zeekoeien kunnen niet praten. Toch volgt hij ze, want hoe kan zo'n dom wezen overleven, tenzij ze een veilig eiland hebben gevonden. Hij ergert zich aan hun trage vaart, tot ze aan een warme stroming komen. Van dan af gaan ze veel sneller vooruit naar het noorden tot ze bij een klip bij de kust aankomen. Daar duiken ze in een breed, donker hol. Na een lange tocht, komen ze eindelijk weer boven en daar is het meest perfecte strand dat Kotick ooit gezien heeft en wat belangrijker is, daar zijn geen mensen. Na een grondig onderzoek van het eiland, denkt Kotick terug aan het zeehondenwijfje. Na tien dagen zwemmen, komt hij eindelijk terug aan op Novastoshnah, maar toen hij zijn verhaal doet over het eiland, lachen ze hem. Een pasgetrouwde jonge zeehond, die hard voor zijn leger heeft moeten vechten daagt hem uit. Als Kotick wint, zal de zeehond volgen, waarom Kotick begint te vechten tegen alle groet zeehonden, zijn vader, de oude Zeevang kiest zijn zijde en begint mee te vechten. Ze vechten zo lang tot er geen één zeehond meer overblijft die zijn kop durft opsteken. "Wie volgt mij?" brult Kotick en duizend stemmen antwoorden "wij gaan mee". Een week later vertrekken tienduizend Holluschickie en oude zeehonden noordwaarts naar de zeekoeien-tunnel. Elk jaar, als ze de verhalen horen van hoe mooi de veilige plek is, verlaten meer zeehonden Novastoshnah en gaan naar de beschutte stranden waar geen mensen komen.

Begrippen uit het verhaal van Kotick[bewerken | brontekst bewerken]

  • Chikies: de zeemeeuwen
  • Coppereiland: eiland waar Kotick de zeekoeien tegenkomt
  • Epatkas: de duikmeeuwen
  • Gooverooskies: de gespikkelde meeuwen
  • Holluschickie: de jonggezellen, jonge zeehonden: van 2 tot 4 jaar
  • Hutchinson's heuvel: heuvel bij het strand
  • Jaagtand de Doder: de zwaardvis, of Orca die de jonge zeehonden verslindt
  • Kerick Booterin: hoofd van de zeehondenjagers
  • Killer Whales: Orca's
  • Kleverig water: de evenaar
  • Kotick: de witte zeehond, zoontje van Matkah en Zeevang
  • Limmershin: het winterkoninkje (verteller van het verhaal)
  • Lukannon: strand op het Ottereiland, waar alleen Holluschickie komen
  • Matkah: wijfje van Zeevang en mama van Kotick
  • Novastoshnah: daar ligt het mistige strand (uiterste noord-oostpunt van het St-Pauluseiland, ver weg in de Behringzee) met in de lente en zomer wel een miljoen zeehonden
  • Ottereiland: het eiland waar alleen de Holluschickie gaan
  • Sea Vitch: de vette, lelijke, opgezwollen, puistige, dikgenekte en lang-getande walrus, die geen manieren heeft
  • Patalamon: zeehondenjager, zoon van Kerick Booterin
  • Vuurdans: In de zomernachten lijkt de zee geheel en al vuur en elke zeehond laat een kielzog achter zich als van brandende olie. Als hij opspringt wordt het een laaiende vlam
  • Webster's huis: huis bij de slachterijen
  • Zaharof: mens die in de storm gestorven is
  • Zeeleeuwenpunt: rotsen waar de grote zeeleeuwen zitten
  • Zeevang: een vijftien jaar oude grote grijze zeehond; de papa van Kotick
  • Zeezwijn: de bruinvis (kleine soort dolfijn)

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Het verhaal "The White Seal" - The Kipling Society

Chuck Jones - The White Seal
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.