Geertruij Hammes-van Steenis

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken


Geertruij Hammes-van Steenis
Geertruij Hammes-van Steenis.jpg
Icon girl guide.svg
Geboorteplaats
Rotterdam ­Zuid-Holland ­Nederland
Geboortedatum
1 september 1869
Overlijdensplaats
Leiden ­Zuid-Holland ­Nederland
Overlijdensdatum
8 mei 1947
Bezig met het laden van de kaart...
Waarderingsteken(s)
 Zilvervis‎‎ 

Geertruij Hammes-van Steenis was een van de oprichtsters van Het Nederlandsche Meisjesgilde en de 1e secretaresse in het hoofdbestuur.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Zij trouwde[1] op 28 april 1892 in Amsterdam met de arts Johan Adolf (Dolf) Hammes (1856-1946)[2] en samen kregen zij twee dochters en een zoon(?).

Scouting[bewerken | brontekst bewerken]

In 1911 woonde ze in Leiden en begon daar met padvinderij voor meisjes.

Zowel de Leidsche Padvinders[3] als de Jonge Verkenners lieten alleen jongens toe en dat werd door enkele ondernemende meisjes betreurd. In de zomervakantie beraamden zij plannen om ook zoiets te gaan doen. Begin september belden drie jongedames, gekleed in zelfbedachte uniformen, voor steun aan bij meester Steyns. Deze hoorde het verhaal aan en gaf enkele nuttige wenken. Probeer een leidster te vinden, maak de zaak bekend en werf zoveel mogelijk leden, was zijn advies. Zelf leiding geven leek hem onverstandig. Desondanks benoemden de dankbare dametjes hem ter plaatse tot president van hun zelfbedachte club. Enige tijd later was er in het Leidsch Dagblad een kleine advertentie te lezen met de volgende tekst: “PADVERKENSTERS. Wie Leidsch Meisjesgezel wil worden, kan zich opgeven en verdere inlichtingen bekomen, op Maandag, Dinsdag, Woensdag en Vrijdag van halfvijf tot halfzes uur, ten huize van J. Einthoven, Rijnsburgerweg no. 5, Leiden”. De naam Meisjesgezellen was gekozen in navolging van de in Den Haag, door mevrouw Muller-van Geuns, enkele maanden eerder opgerichte, gelijknamige vereniging. Mevrouw Muller had een brochure van Agnes Baden-Powell, de zuster van de stichter, vertaald en uitgegeven. Daarin stonden onder andere richtlijnen voor het programma. In de eerste tijd beperkte dat zich tot het maken van wandelingen en verder bekwaamden de meisjes zich in koken. Dat laatste deden ze op fornuizen van leegstaande woningen. Historici mogen zich bij het lezen van deze regels afvragen of we hier te doen hebben met vroege voorloopsters van Dolle Mina’s en kraakbeweging. In hoeverre president Steyns dit soort bezigheden op prijs stelde, vermeldt de historie niet. Wel dat het hem moeilijk viel om passende bezigheden voor de jongedames te bedenken. Een leidster hadden zij nog steeds niet gevonden. Juist toen dat probleem fataal dreigde te worden, kwamen enkele moeders te hulp. Zij hadden in het spel mogelijkheden gezien en beseft dat dit niet mocht verdwijnen. De dames Einthoven en Hammes gaven de kleine vereniging een stevige basis. In een schoolschrift met harde kaft werd met de hand het reglement opgetekend. De contributie werd vastgesteld op een stuiver per week plus een ouderbijdrage van ƒ 2,50 per jaar. De groep werd ingedeeld in rondes die, met inbegrip van de rondeleidster, hoogstens uit acht meisjes mocht bestaan. Vier rondes vormden een groep. Het uniform bestond uit een witte blouse, een rok en broek van donkerblauwe stof, een lichtblauwe das, een leren gordel met tasje, een witte ransel met blauw kruisje, een vilten hoed, witte handschoenen, een zwart haarlint, een wit koord met fluit en een lichte stok. Als insigne werd gekozen voor een blauw schild, waarop een wit madeliefje omkranst met een gouden keten, waarboven de lijfspreuk “Volhardt en Waakt”. Elke ronde was naar een bloem vernoemd, die geborduurd als insigne op het uniform en door de rondeleidster op de vlag aan de stok gedragen werd. De wet kende, net als bij de jongens van de NPO, negen artikelen. De eisen voor Meisjesgezel 2de en 1ste klasse waren direct uit het Engels overgenomen. Wie zich bekwaamd had in een speciale vaardigheid kon een erekraal verdienen. Groene wezen op natuurkennis, blauwe op handigheid in huis, blanco kralen op huishoudelijke kennis, oranje stond voor vaderlandsliefde en toewijding in het algemeen en rode kralen voor sport en weerstandsvermogen. De uit die tijd bewaard gebleven administratie bewijst dat de Leidse meisjes gemiddeld twintig tot dertig kralen verwierven. In elk kleurgebied waren er zo’n veertig mogelijkheden. Zo kon je een rode kraal verdienen als je goed kon motorfietsen of goed chaufferen. Er zijn geen aanwijzingen dat een van de Leidse meisjes aan deze eisen voldeed, maar het feit dat zelfs deze mogelijkheden in het reglement voorkwamen, suggereert dat de meisjes op het gebied van de emancipatie hun Met de Leidse Meisjesgezellen ging het steeds beter. Mevrouw G. Hammes-van Steenis was de hoofdleidster en kreeg assistentie van de dames Kruimel en Van Reedt Dortland. Een vast programmapunt van de veertien meisjes was botaniseren onder leiding van de echtgenote van professor Martin en EHBO-training door dokter Boonacker. De drie initiatiefneemsters, Betty Hammes (dochter), Koosje Einthoven en To Jelgersma, die twee jaar tevoren bij meester Steyns aanklopten, kregen in november 1913 tijdens een feestelijke bijeenkomst het insigne Meisjesgezel tweede klasse uitgereikt. Zes nieuwe leden konden worden geïnstalleerd. Het feest werd meegevierd door padvindsters uit Den Haag en Rotterdam en ook door meester Steyns. Op de gehouden bazaar waren zelfgemaakte voorwerpen te koop en groente uit de eigen volkstuin. De tuin is een verhaal apart. In 1912 had de LMGV een tuintje gehuurd op het complex in Staalwijk (waar later de Koninginnelaan gebouwd zou worden). Dat jaar nog werd de eerste oogst binnengehaald. Na afloop werd de groente bij opbod verkocht. De Meisjesgezellen sloegen geen slecht figuur tussen de stadgenoten die de naastliggende tuintjes bewerkten. Bij de onderlinge wedstrijd, eind 1913, won de LMGV twee tweede prijzen. In het maandblad De Gouden Schakel werd er verslag van gedaan met zelfs een foto van de meisjes in hun tuin erbij. Dit blad was een uitgave van de Haagse ENMGV, waarmee de Leidse meisjes goede contacten onderhielden. Ook met andere steden stond de LMGV op goede voet. Zo kampeerden ze in 1913 samen met de afdelingen Rotterdam en Dordrecht in Veenendaal.


Meisjesgezellen bleven buiten de fusie van de NPO en de NPB en begin 1916 richtten de Leidse meisjes samen met collega’s uit vier andere steden het NMG, het Nederlandsche Meisjesgilde, op. Mevrouw Hammes werd namens Leiden lid van het hoofdbestuur. Zij behoorde dus tot de vijf vrouwen die Het Nederlandsche Meisjesgilde stichtten. Lange tijd maakte zij deel uit van het hoofdbestuur, maar ook na haar aftreden bleef ze steeds meeleven met alles, wat het gilde betrof. Ze vergezelde het Nederlandse contingent naar de Pax Ting in Hongarije[4].

Onderscheidingen en eretitels[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen en referenties


Category edit nl.svg Dit artikel is een beginnetje. U wordt uitgenodigd op Bewerk te klikken om uw kennis aan dit artikel toe te voegen.
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.