Jacob Rademaker

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
(Doorverwezen vanaf J.A. Rademaker)
Ga naar:navigatie, zoeken


Jacob Arend (Jacob) Rademaker
Jacob Rademaker.jpg
Icon boy scout.svg
Geboorteplaats
Meeuwen ­Noord-Brabant ­Nederland
Geboortedatum
5 november 1859
Overlijdensplaats
De Bilt ­Utrecht ­Nederland
Overlijdensdatum
1 augustus 1945
Bezig met het laden van de kaart...

Jacob Rademaker was een Nederlandse legerarts, actief bestuurslid in diverse jongerenorganisaties, waaronder de NMG en de NPO, lid van de Raad van Onderzoek van De Nederlandse Padvinders (NPV) en (her)oprichter van Scouting in Suriname.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

In het jaar 1885 trad hij, na in Amsterdam zijn medische studie te hebben afgerond, in dienst als officier van gezondheid bij de Koninklijke Marine op het opleidingsschip Zr Ms Admiraal van Wassenaar en vervolgens diende hij aan boord van Zr Ms Pollux, die met jong zeevolk op de Zuiderzee kruiste. Na een reis met Zr Ms Zilveren Kruis naar Portugal, Brazilië en Kaap de Goede Hoop, ging hij in 1887 met Zr Ms Flores naar Nederlands-Indië; daar bleef hij lang op de Molukken. Na nog op diverse andere oorlogsbodems te hebben gediend, keerde hij in de winter van 1890 met beri-beri terug naar Nederland. Hij maakte nog een reis aan boord van het opleidingsschip voor adelborsten Zr Ms Urania en volgde een badkuur in Vlissingen, waar hij van zijn beri-beri genas. Vervolgens werd hij als marine-dokter verbonden aan het Instituut voor Adelborsten en de Marinierskazerne te Nieuwediep. Twee en een half jaar later vertrok hij weer naar Nederlands-Indië, waar hij in 1894 de expeditie tegen de Radjah van Lombok meemaakte als dokter op het admiraalsschip HM Koningin Emma der Nederlanden. Hij was daar onder andere belast met de geneeskundige dienst bij de landingsdivisies. Kort na het einde van de expeditie kreeg hij dysenterie en lag hij in hospitaal in Soerabaia, om later in Djokjakarta volledig te herstellen. Na zijn herstel werd hij opnieuw aan boord van HM Koningin Emma geplaatst en vertrok hij in 1896 naar Nederland. Hij was kort daarvoor getrouwd met Johanna Adriana van der Spek, geboren 25 augustus 1870 in Barabai (Zuid-Kalimantan, Borneo, Nederlands-Indië)[1][2]. In Nederland werd hij, na enige maanden gedetacheerd te zijn geweest bij professor Iterson te Leiden, het hoofd van de chirurgische afdeling van het hospitaal van de Marine te Nieuwediep. Hier bleef hij drie jaar werken en toen ging hij weer naar Nederlands-Indië. Hij werd geplaatst aan boord van Hr Ms Flores te Banjermasin. Het was toen onrustig op Borneo en Hr Ms Flores kreeg opdracht om op Borneo militaire verkenningen te doen. Een langdurig verblijf in de binnenlanden van Borneo, dat stof verstrekte voor menige vertelling rond het kampvuur, was hiervan het gevolg. Van Borneo en Java teruggekomen, werd hij geplaatst op de school voor Tropische Geneeskunde in Weltevreden, waar hij zijn diploma voor tropische ziekten haalde. In 1901 vertrok hij naar Nederland aan boord van Hr Ms Zeeland. Hij werd na aankomst belast met de buitendienst en de dienst bij de afdeling Mariniers te Rotterdam. In mei 1909 sloot hij zijn medisch-militaire loopbaan af en vestigde hij zich in Den Haag. In 1923 vertrok hij naar Paramaribo om daar Geneeskundig Inspecteur en later directeur van 's Lands Hospitaal te worden[3][4]. In juni 1927 ging hij terug naar Nederland en ging in Bilthoven wonen[5][6].

Scouting[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn pensionering maakte hij van zijn verdere leven géén doorlopende siësta. In 1911 was hij al bestuurslid van de afdeling Den Haag, in 1915 hij secretaris van de NPO. Hij zat in het bestuur van de Vereeniging tot Uitzending van Nederlandsche Kinderen naar Buiten, waarin hij voorzitter was van de commissie voor transport en uitrusting; bovendien zorgde hij voor de medische keuring van de kinderen, evenals hij gratis de medische keuring van padvindsters en padvinders verzorgde. Verder was hij medeoprichter (met den heer Van Paassen) van de Bond van Vacantiebezigheid voor Schoolkinderen, van de volkspadvindersvereeniging Wij Zijn Bereid en was hij oprichter van de Haagsche afdeeling van Het Nederlandsche Meisjesgilde, waarvan hij tevens secretaris was. Voor al deze verenigingen, uitgezonderd de Bond voor Vacantiebezigheid, waaruit hij zich terugtrok, stond hij steeds klaar om te helpen met zijn kennis, zijn levenservaring, zijn bemiddeling en zijn organiserend talent. Onder al die verenigingen nam padvindersafdeling de grootste plaats in. Hij was een pleitbezorger van een Nederlandse padvindersbeweging als zelfstandige beweging zonder federatieve aanhangsels. Hij vond wel dat de Nederlandse padvindersbeweging een eigen weg kon zoeken (los van de Engelse invloed) met een installatiebelofte die ruimte liet voor meningen van andersdenkenden. Volgens zijn oordeel kon iedereen in eigen troep het geestelijk element van de padvinderij uitwerken en vormen naar eigen inzicht. Hij geloofde in de padvindersbeweging, omdat hij geloofde in de noodzakelijkheid van het zich vaardig maken voor het leven, in het buitenleven als middel om gezond te blijven van lichaam en geest en in het padvindersbeginsel. Die gezondheid en vaardigheid moesten verworven worden, teneinde beter te kunnen dienen. Hij was lid van de Raad van Onderzoek van De Nederlandse Padvinders (NPV). In 1924 richt hij in Suriname de afdeling Paramaribo van de NPV op[7][8]. Dit werd later de Boy Scouts van Suriname.

Onderscheidingen en eretitels[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (1895, Koninkrijk der Nederlanden)[9]
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.