Jo van der Dussen-Biegel
Jo van der Dussen-Biegel was lid van het hoofdbestuur van het Nederlandse Padvindstersgilde.
Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]
Zij was de dochter van de Gorkumse arts en wethouder Salomon Biegel. Ze was half joods[1]. In maart 1928 trouwde zij met Jacobus Aegidius Herman Jan (Jan) van der Dussen, zij kregen samen drie kinderen. Jan werd in 1937 burgemeester van Hengelo (Ov.)
Tijdens de bezetting werd hij in september 1942 door de Nazi's ontslagen, omdat hij weigerde de anti-Joodse maatregelen van de bezetter uit te voeren[2]. Hij werd geïnterneerd en gedurende anderhalf jaar gegijzeld in Beekvliet in Sint Michielsgestel. Volgens het NIOD was het feit dat Jo half-Joods was, wat Jan weerhouden heeft de rassenmaatregelen van de Nazi's uit te voeren. Jo en Jan voerden een dagelijkse correspondentie, toen Jan in Beekvliet zat. Deze is uitgetypt en nu aanwezig bij het NIOD[3]. Jan was zwager van Goos Mante, de verzetsman en HKC-ZV bij het NPV; Jan was de broer van Goos' vrouw.
Nog voor het einde van de Tweede Wereldoorlog was Jan weer geïnstalleerd als burgemeester van Hengelo en hij werkte hard aan het herstel van de stad. In 1951 werd hem de post van burgemeester van Dordrecht aangeboden, waar hij zich richtte op het stadsherstel en -vernieuwing. In 1965 ging hij met pensioen en het echtpaar Van der Dussen streek via Den Haag neer in Soest. In 1989 overleed Jo en Jan overleed slechts acht dagen daarna.
Scouting[bewerken | brontekst bewerken]
Jo was assistent hoofdcommissaresse bij het NPG en districtscommissaresse[4]. Haar gildenaam was Dico. Haar man was als burgemeester voorzitter van de plaatselijke commissie van de NPV in Hengelo.
Op 2 april 1941 werd Scouting door de bezetter verboden. Door heel Nederland werden veel commissarissen van Scouting direct na het verbod gevangen gezet en verhoord. Ook Jo en haar man waren hierbij. Haar man schrijft na zijn arrestatie een boze brief naar de Commissaris der Provincie Overijssel.
Na de oorlog werd Jo gewestelijk commissaresse voor Twente[5] en vanaf januari 1948 lid van de Nationale Padvindstersraad. In 1961 was ze vicepresidente van het NPG.
Onderscheidingen en eretitels[bewerken | brontekst bewerken]
- Zij ontving op 23 mei 1961 de Zilvervis, de hoogste onderscheiding van de Nationale Padvindersraad.[6]
- Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
Bronnen en referenties
- Leids Dagblad, 11 november 1957
- ↑ Stolpersteine Dordrecht (stolpersteine-dordrecht.nl)
- ↑ Leidsch Dagblad, 29 september 1942 - Art. 45
- ↑ Archieven.nl - 247 Collectie Correspondentie (NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies)
- ↑ De padvindster, jaargang 15, 1940, nummer 1, 15 januari 1940 - Pag. 17
- ↑ De Schalmei, jaargang 17, 1946, nummer 5, 1946, 1946-03 - Pag. 7
- ↑ De Padvindster juni 1961