Kompasgebruik

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Kompas
Windrose.svg
Hoofdartikel
Toepassen
Routetechnieken
 

Met het juiste kompasgebruik is het mogelijk op verschillende manieren te oriënteren en richting te bepalen.

Onderdelen van een kompas[bewerken]

Een kompas bestaat uit verschillende onderdelen. Om te beginnen de naald (C). Deze wijst met het gekleurde gedeelte naar het noorden. De naald is geplaatst in de roos (D), deze is draaibaar en voorzien van lijnen die we noordlijnen (E) noemen. Aan de buitenkant van de roos staat een maatverdeling in graden (gradenring), waarbij 180° zuid is en 360° noord. De roos is gemonteerd op een plaat (A) of in een huis (A). De plaat/huis is voorzien van een richtingpijl (B).

Kompas.gif

De meeste kompassen zijn oostom, dat betekent dat de maatverdeling van noord naar oost is aangegeven. In sommige gevallen is de verdeling van noord naar west aangegeven dan spreken we over westom.

Een kompas dient altijd vlak gehouden te worden.

Kompasgrepen[bewerken]

Greep 1: een opgegeven koers/richting[bewerken]

Als je naar 145° wilt lopen, draai je de roos zo dat 145° bij de richtingpijl staat. Draai nu het kompas tot dat de noordkant van de naald naar het noorden op de roos wijst. De richtingpijl wijst nu in de richting 145°.

Koersbepaling.gif

Greep 2: zelf een koers/richting bepalen[bewerken]

Om een koers te bepalen op het terrein, zoek je eerst naar een markant object (liefst een object dat op een kaart staat, individuele bomen staan niet op een kaart). Je wijst met de richtingpijl naar het object. Vervolgens draai je de roos net zolang tot de naald en de noordlijnen in dezelfde richting wijzen. Op de roos kun je nu bij de richtingpijl aflezen in welke richting het object staat.

Greep 3: een koers op de kaart bepalen[bewerken]

Allereerst moet de kaart georiënteerd worden. In de legenda staat precies wat het noorden van de kaart is. Op het kompas kun je zien waar het werkelijke noorden is. Zorg dat die twee met elkaar kloppen.

Vervolgens moet je weten waar je bent of vanaf waar je een koers wilt gaan volgen. Dit kun je bepalen met een kaarthoekmeter of door simpelweg in het rond te kijken en herkenningspunten op de kaart te zoeken.

Leg een liniaal op de kaart vanaf de plaats waar je wilt vertrekken naar de plaats waar je naar toe wilt. Leg het kompas met de plaat/huis langs de liniaal. Draai nu de roos tot de noordlijnen gelijk lopen met de naald en de noordlijnen op de kaart. Bij de richtingpijl kun je nu aflezen in welk richting je wilt lopen.

Met Greep 1 kun je nu weer aan de slag in het terrein.

Greep 4: vanuit het terrein naar de kaart[bewerken]

Wie met greep 2 een koers bepaald heeft in het terrein, kan deze weer terug brengen naar de kaart.

Allereerst dient de kaart weer juist georiënteerd te worden en moet je weten waar je staat. Een hoger punt in je omgeving zoeken zo als een bergtop of uitkijktoren is een mooie meevaller waar je een ruimer zicht over je omgeving kan krijgen. Als het goed is staat de roos nog zoals je hem bij greep 2 hebt verkregen. Zo niet draai de roos tot koers bij de richting pijl staat. Leg het kompas met een hoek op de plaats waar je bent, met de noordlijnen parallel aan de kaartnoordlijnen. Leg een liniaal langs de plaat/huis en zoek langs het liniaal naar het punt dat je bij Greep 2 voor ogen had. (je kan ook een lijn trekken langs de liniaal.) Op de kaart kun je nu zien hoe de wegen/paden in die richting lopen en wat de te volgen route kan zijn.

Greep 5: plaatsbepaling met een kompas[bewerken]

Als het goed is weet je wel waar je ongeveer bent. Je weet dan waarschijnlijk ook welke objecten je ziet van af jouw locatie.

Door Greep 2 twee maal uit te voeren met twee verschillende objecten, weet je twee richtingen vanaf het punt waar je staat.

Vanaf het punt waar je staat is het bijvoorbeeld 80° naar toren A en 160° naar toren B.

Zoek op de kaart de twee torens en voer greep 4 uit. Maar gebruik de tegenover liggende aantal graden dan je hebt geschoten in het terrein. Dus vanaf toren A 260° en vanaf toren B 340° daar waar de lijnen kruisen sta je. Of laat je zuidnaald naar de 0° op je kompas wijzen, zo bepaal je precies de tegenover liggende richting plus of min 180°. Met een kaarthoekmeter kun je nu het coördinaat bepalen. Dit coördinaat kun je dan weer invoeren in een GPS.

Declinatie[bewerken]

Miswijzing.png

Een kompasnaald wijst niet naar de Noordpool. De naald van een kompas wijst naar het magnetische noorden en strikt genomen wijst de kompasnaald in de richting van de het plaatselijke magnetische veld. De Noordpool is het geografische noorden. Het verschil tussen deze “noorden” noemen we declinatie. Bij duurdere kompassen kun je de declinatie opheffen door de gradenring aan te passen aan de grootte van de declinatie. Als je geen rekening houdt met de declinatie, kan dat op bepaalde plekken op aarde tot gevolg hebben dat je maar liefst 45° uit koers kunt raken als je niet goed op let waar je kompas naartoe wijst. Het is dus altijd zaak om goed op de kaart te kijken wat het kaartnoorden is, waar het geografische noorden ligt en waar deze beiden ten opzichte van het magnetische noorden liggen. In Nederland bedroeg de declinatie in het jaar 2000, ongeveer 1,25°; dit is dus te verwaarlozen.

Deviatie[bewerken]

De deviatie is de afwijking van een kompas door de nabijheid van ijzer of een ander magnetisch veld zoals radar of krachtstroomkabels. Op een ijzeren schip bijvoorbeeld, naast een lantaarnpaal of in de buurt van radarinstallaties kan de deviatie tot grote verwarring zorgen. In de zeevaart gebruikt men kompassen met een kompassteller, die deze afwijking neutraliseert. Zelfs een ijzeren gesp of horloge kan deviatie veroorzaken.

Aanleren[bewerken]

voor verdere uitleg zie; Routetechnieken aanleren
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.