De vereniging De Nederlandsche Padvinders, kortweg (NPV), was een algemene scoutingorganisatie voor jongens in Nederland tussen 1915 en 1973.
Oprichting[bewerken | brontekst bewerken]
De Nederlandsche Padvinders werd opgericht op 11 december 1915[1], als fusie tussen de Nederlandsche Padvindersorganisatie (N.P.O.) en de Nederlandsche Padvindersbond (N.P.B.). De fusie kwam tot stand door toedoen van Prins Hendrik, die koninklijk commissaris werd van de nieuwe vereniging. De NPO had ongeveer twee keer zo veel leden als de NPB. Meisjes hadden lid mogen zijn van de NPO, maar konden niet meer lid zijn van de NPV, dus werden gedwongen een eigen organisatie op te richten: Het Nederlandsche Meisjesgilde.
Hoofdverkenner en groei[bewerken | brontekst bewerken]
De eerste voorzitter van de NPV was generaal b.d. J.B. van Heutsz, de 'held' van de Atjehoorlog en voormalig gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. In 1920 krijgt de NPV een nieuwe voorzitter: vice-admiraal, oud-minister van Marine en Staatsraad Jean Jacques Rambonnet. In 1928 krijgt hij de titel hoofdverkenner. Onder zijn leiding groeit de NPV flink. Hij weet de vereniging in korte tijd zowel organisatorisch als financieel gezond te maken met als resultaat een forse groei van het ledental. In 1927 werden de organisatie en het insignesysteem naar Brits voorbeeld ingevoerd. Zowel de leiderstraining in Ommen, als de training van de verkenners, die vanaf 1924 tijdens de patrouillewedstrijden naar voren kwam, waren zaken die de hoofdverkenner zeer na aan het hart lagen.
De groepen uit de landelijke CJMV-padvinderij, onder voorzitterschap van ds. Cornelis Ferguson, sluiten zich in 1928 federatief aan bij de NPV. Federatieve aansluiting bij de NPV wordt in 1930 gezocht door rooms-katholieke verenigingen. Met instemming van de rooms-katholieke kerkleiding komt de vereniging de Katholieke Verkenners (KV) tot stand en ook deze vereniging sluit zich aan bij het NPV Maar op bevel van die zelfde rooms-katholieke kerkleiding splitsen ze zich in 1937 weer af.
Na de Wereldjamboree van 1937[bewerken | brontekst bewerken]
Hoofdverkenner Rambonnet treedt in 1937 af en de NPV en KV richten in 1938 samen de Nationale Padvindersraad op, waarvan Prins Bernhard de koninklijk commissaris wordt. A.E. Oosterlee wordt hoofdcommissaris van de NPV en mr. René Höppener van de KV. De functie van Hoofdverkenner blijft vacant en de hoofdcommissarissen van de beide verenigingen zijn per toerbeurt voorzitter van de raad.
De kampeerterreinen van de NPV waren Gilwell Ada's Hoeve, de Padvindersboerderij in Ommen en de Rendierhoeve in Moergestel.
Vereniging in oorlogstijd[bewerken | brontekst bewerken]
Na de Duitse inval in 1940 bleef het NPV, samen met de andere Nederlandse padvind(st)erverenigingen zo goed als het ging verder functioneren. Activiteiten buiten waren echter nagenoeg niet mogelijk. Op 2 april 1941 werden de padvind(st)ersverenigingen door de Duitse bezettingsautoriteiten verboden. Uniformen en materialen moesten worden ingeleverd. Hoofdbestuursleden werden gearresteerd en geïnterneerd.
In het najaar van 1944 herrijst de padvindersbeweging in het reeds bevrijde zuiden van het land. Arie Oosterlee en mr. Jo Cals (de latere minister van Onderwijs en minister-president) nemen de leiding in handen. Mevrouw E. van den Bosch - De Jongh neemt de leiding weer op zich van het NPG.
- Zie ook Scouting in oorlogstijd
Organisatie[bewerken | brontekst bewerken]
De NPV was lokaal georganiseerd in padvindersgroepen die bestonden uit (maximaal) één welpenhorde, één verkennerstroep en één voortrekkersstam. Alle leden (jeugd en leiding) heetten padvinder. Regionaal was het land verdeeld in districten die landelijk onder het Nationaal Hoofdkwartier vielen.
Bestuur en secretariaat[bewerken | brontekst bewerken]
Het eerste hoofdbestuur van de NPV bestond uit[2]:
- J.B. van Heutsz, Luit.-Gen., Oud-Gouverneur-Gen., Adj.-Gen. van H.M. de Koningin, Voorz. - Amsterdam.
- A.G. Landaal, Gep Kapt. der Art., Onder-Voorzitter - Statenplein 7, Den Haag.
- W.F.G.L. Driessen, Burgemeester, Algemeen Secretaris - Westzaan.
- C. Beukers, wrnd. Penningmeester - Eindhoven.
- Jhr. J. Schimmelpenninck, Secretaris voor Inwendige Organisatie - Rhenen.
- H. Menalda van Schouwenburg, Secretaris voor technische zaken - St. Jurriënstraat 22, Deventer.
- Jhr. Mr. C. Beelaerts van Blokland, Secretaris voor buitenland en koloniën - Zeist.
- S.A. van Oven, Secretaris voor watersport - Groningen.
- J. van der Kop, Commissaris - Overveen.
- J. Kooiman, Kapitein bij den Staf der 2de Divisie Veldleger - Amersfoort
- Ph. Baron van Pallandt van Eerde - Wassenaar
- ir. N. de Vicq, Hoofd-Ingenieur, Chef afd. Stoomwezen van het Departement voor Burgelijke Openbare Werken te Weltevreden, gedelegeerd lid van het hoofdbestuur.
S.A. van Oven en A.G. Landaal namen al in maart 1916 ontslag als lid van het hoofdbestuur[3]. Op 29 April 1916 werden lid[4]:
- Dr. R. Römer - Den Haag
- G.L. Tegelberg - Amsterdam
- C.W. de Visser - Bloemendaal.
- Mr. J.R. Goddard - Rotterdam
Het hoofdbestuur van de NPV bestond vanaf december 1916 uit[5]:
- J.B. van Heutsz
- J. van der Kop, ondervoorzitter - Overveeen.
- W. F. G. L. Driessen, algemeen secretaris - Westzaan
- C. Beukers, penningmeester - Eindhoven
- Jhr. J. Schimmelpenninck - Rhenen
- H. Menalda van Schouwenburg - Deventer
- Jhr. Mr. C. Beelaerts van Blokland - Zeist
- Mr. J.R. Goddard - Rotterdam
- J. Kooiman - Amersfoort
- Ph. Baron van Pallandt van Eerde - Wassenaar
- Dr. R. Römer - Den Haag
- G.L. Tegelberg - Amsterdam
- C.W. de Visser - Bloemendaal.
- Nieuw:
- Dr. C.J. Vinkesteyn - Den Haag
- A.E. van de Mortel - Den Bosch
Halverwege 1919 neemt H. Menalda van Schouwenburg ontslag als lid van het hoofdbestuur[6].
In november 1919 werden tot lid van het hoofdbestuur gekozen:
- E.G.C. de Groot van Embden - Doetinchem (voorzitter)
- mr. A. Fens - Eindhoven (secretaris)
- mr. L. van Cranenburgh - Amsterdam (penningmeester)
- J. Schaap - Den Haag (commissaris voor algemene zaken)
- J. Kooiman - Amersfoort,
- E.A. van de Mortel - Den Bosch
- E.W. Hendrikse - Hilversum,
- dr. R. Römer - Den Haag
- jhr. J. Schimmelpenninck - Rhenen.
- Algemeen secretaris
- H.J. Spijkerman tot 1 november 1950
- Kolonel G. Pruys tot 1 maart 1953
- ds. S. Kranenburg (wnd) tot 1 juni 1953
- B.M. van Griethuyzen
Verenigingsregels[bewerken | brontekst bewerken]
De verenigingsregels waren exact en genummerd beschreven in een klein boekje dat iedere leider hoorde te kennen. Het was een compacte en complete beschrijving van de vereniging, inclusief bijvoorbeeld klasse/insigne-eisen en uniform. Een deel van de regels werd ook opgenomen in Verkennen voor Jongens.
Ledenbladen[bewerken | brontekst bewerken]
- "Weest Paraat", voor leiders
- van 1915 t/m. 1930 : "Leidersblad"
- "De Verkenner", voor verkenners
- Van 1915 t/m. 1927 : "De Padvinder"
- "VT", voor Voortrekkers
- Van 1933 t/m. 1941 De Huifkar
Ledenaantallen[bewerken | brontekst bewerken]
- 1921: 4724; 75 afdelingen.
- 1923: 4330; 493 Welpen, 3207 Verkenners, 336 Voortrekkers, 294 leiders
- 1925: 4290; 653 Welpen, 3096 Verkenners, 313 Voortrekkers. 228 leiders, 90 plaatselijke afdelingen.
- 1926: 4363; 698 Welpen, 2967 Verkenners, 384 Voortrekkers, 314 leiders[7]
- 1927: 4792; 850 Welpen, 3100 Verkenners, 500 Voortrekkers, 342 leiders[8][7][9]
- 1928: 5632; 1250 Welpen, 3350 Verkenners, 650 Voortrekkers, 382 leiders[8][7][9] (op 1 januari)
- 1928: 5640; 1260 Welpen, 3350 Verkenners, 650 Voortrekkers, 380 leiders[10]
- 1929: 5850; 1475 Welpen, 3450 Verkenners, 500 Voortrekkers, 425 leiders[10][8][7][9]
- 1930: 6000; 1750 Welpen, 3150 Verkenners, 565 Voortrekkers, 535 leiders[8][7][9]
- 1931: 7749; 2275 Welpen, 4097 Verkenners, 624 Voortrekkers, 753 leiders[8][9]
- 1932: 9318; 2716 Welpen, 4829 Verkenners, 777 Voortrekkers, 996 leiders[8]
- Niet-Uitvoerende rangen 787
- inclusief Katholieke Verkenners 2750, CJMV-padvinderij 1500
- 1933: 10750; 3000 Welpen, 5600 Verkenners, 900 Voortrekkers, 1250 leiders[11]
- Niet-Uitvoerende rangen 550
- inclusief KV 3600, CJMV 1600
- 1934: 14000; 4250 Welpen, 6300 Verkenners, 1750 Voortrekkers, 1700 leiders[12]
- Niet-Uitvoerende rangen 700
- inclusief KV 7540; 1990 Welpen, 3115 Verkenners, 1000 Voortrekkers,835 leiders
- inclusief CJMV 1767; 798 Welpen, 579 Verkenners, 212 Voortrekkers, 178 leiders,
- 1934: 14700 (ongeveer) [13]
- 1935: 16025; 5450 Welpen, 7400 Verkenners, 1350 Voortrekkers, 1825 leiders[14][15]
- Niet-Uitvoerende rangen 1150, afdelingsbestuursleden 300, leden van Groepscommissies 1200, Aalmoezeniers 225, Commissarissen 100, Begunstigers 75, Oud-padvinders 50, Diepzeeverkenners 75.
- inclusief KV 9609; 2642 Welpen, 3694 Verkenners, 554 Voortrekkers, 1030 leiders, 787 Niet Uitvoerende rangen, 225 Aalmoezeniers, 663 leden Groepscommissies.
- inclusief NCVP 1963; 689 Welpen, 869 Verkenners, 189 Voortrekkers, 214 leiders.
- 1936: 18500; 6350 Welpen, 8240 Verkenners, 1765 Voortrekkers, 2145 leiders[16]
- Niet-Uitvoerende rangen 2475, afdelingsbcstuursleden 350, leden van Groepscommissies 1400, Commissarissen 93, Oud-Padvinders 56, Diepzeeverkenners 45, Begunstigers 81.
- inclusief KV 11325; 3125 Welpen, 4200 Verkenners, 750 Voortrekkers, 1250 leiders, 2000 Niet-Uitvoerende rangen.
- inclusief NCVP 2426; 875 Welpen, 1075 Verkenners, 213 Voortrekkers, 263 leiders.
- 1937: 22500; 7750 Welpen, 10000 Verkenners, 2236 Voortrekkers, 514 leiders
- 140 Commissarissen, 350 afdelingsbestuursleden, 2700 Niet Uitvoerende Rangen, 300 Oud-Padvinders, 50 Diepzeeverkenners
- inclusief KV 10826; 3750 Welpen, 4750 Verkenners, 988 Voortrekkers, 1338 leiders.
- inclusief NCVP 2730; 1034 Welpen, 1102 Verkenners, 232 Voortrekkers, 362 leiders.
- 1938: 26230; 9150 Welpen, 11500 Verkenners, 2750 Voortrekkers, 2830 leiders (inclusief KV)[17]
- Commissarissen 160, afdelingsbestuursleden 400, Niet Uitvoerende rangen 3000, Oud Padvinders 500, Groeps-geestelijken 270
- 1938: 14225; 5000 Welpen, 6300 Verkenners, 1500 Voortrekkers, 1425 leiders[17]
- 1939: 26000 (ongeveer), 3000 leiders (ongeveer) (inclusief KV)
- 1939: 14560; 5250 Welpen, 6500 Verkenners, 1260 Voortrekkers, 1550 leiders[18]
- 1940: 14250; 5000 Welpen, 6300 Verkenners, 1300 Voortrekkers, 1650 leiders[18]
- 1945: ongeveer 400 groepen op 1 oktober[19]
- 1945: 45000 in ongeveer 800 groepen, eind december[20]
- 1946: 47000; 16600 welpen, 23500 verkenners, 2250 Voortrekkers, 4650 leiders. (1 oktober)[20]
- 1947: 47000; 23500 Verkenners, 16600 Welpen. 2250 Voortrekkers en 4650 leid(sters)ers[19] in 1000 groepen [21]
- 1950: 40000 (ongeveer)[22]
- 1951: 42000 (ongeveer)[23]
- 1952: 32291[24]
- 1953: 32830[24]
- 1956: 34789 waarvan: 3827 leiders (1 per 9 jongens), 2057 uit de Overzeese Rijksdelen. 779 Groepen (~40 jongens per groep).
- 1957: 32500[25]
- 1963: 40000
- 1967: 35000[26]
- 1969: 31000
Financiën[bewerken | brontekst bewerken]
- 1956: Inkomsten/uitgaven: ƒ 250.000
- Inkomsten o.a : Contibutie ƒ 40.000, Rijkssubsidie ƒ 150.000, Heitje voor een Karweitje ƒ 10.000
- Uitgaven o.a: "Weest Paraat" ƒ 16.500, "De Verkenner" ƒ 85.000, "VT" ƒ 7.000.
Einde van de NPV[bewerken | brontekst bewerken]
Op 6 januari 1973 fuseren De Nederlandse Padvinders met het Nederlandse Padvindstersgilde, de Katholieke Verkenners en de Nederlandse Gidsen tot de vereniging Scouting Nederland.
Bronnen en referenties
- Spelregels 1957
- Weest Paraat 1957
- ↑ Het Padvindersblad, 17 december 1915
- ↑ De Padvinder, jaargang 1, 1916, nummer 11, 1916
- ↑ Het Padvindersblad, jaargang 2, 1915-1916, nummer 42, 17 maart 1916
- ↑ Het Padvindersblad, jaargang 2, 1915-1916, nummer 49, 5 mei 1916
- ↑ PADVINDERIJ. De Nederlandsche Padvinders. Algemeen Handelsblad
- ↑ De Nieuwe Courant, 16 mei 1918
- ↑ 7,0, 7,1, 7,2, 7,3 7,4 De Verkenner, jaargang 16, 1930, nummer 5, 1930
- ↑ 8,0, 8,1, 8,2, 8,3, 8,4 8,5 De Verkenner, jaargang 18, 1932, nummer 5, 1932
- ↑ 9,0, 9,1, 9,2, 9,3 9,4 Weest Paraat, jaargang 15, 1931, nummer 4, 1931
- ↑ 10,0 10,1 De Verkenner, jaargang 15, 1929, nummer 5, 1929
- ↑ De Verkenner, jaargang 19, 1933, nummer 5, 1933
- ↑ Weest Paraat, jaargang 18, 1934, nummer 4, 1934
- ↑ Het Vaderland, 24 april 1934
- ↑ De Verkenner, jaargang 21, 1935, nummer 5, 1935
- ↑ Weest Paraat, jaargang 19, 1935, nummer 4, 1935
- ↑ Weest Paraat, jaargang 21, 1936, nummer 4, 1936
- ↑ 17,0 17,1 Weest Paraat, jaargang 24, 1938, nummer 3, 1938
- ↑ 18,0 18,1 De Verkenner, jaargang 27, 1941, nummer 2, 1941
- ↑ 19,0 19,1 De Heerenveensche koerier : onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel 06-03-1947
- ↑ 20,0 20,1 Weest Paraat, jaargang 29, 1946-1947, nummer 5, 1947
- ↑ Nieuwsblad van het Zuiden, 5 mei 1947
- ↑ De Telegraaf, 4 december 1950
- ↑ De Telegraaf, 20 april 1951
- ↑ 24,0 24,1 Friese koerier, 3 november 1953
- ↑ Nieuwe Tilburgsche Courant, 20 februari 1957
- ↑ Limburgsch Dagblad, 07-02-1967