Proefjes
Bij een thema over een uitvinder of professor horen proefjes. Hieronder vind je er een aantal om te doen, bij een kamp of gewoon tijdens een opkomst. Op internet, maar ook in de plaatselijke bieb, zijn overigens nog veel meer proefjes te vinden die met eenvoudige middelen opgezet kunnen worden. Of pak er een scheikundelesboek bij van de middelbare school.
De vulkaan[bewerken | brontekst bewerken]
De overbekende proef waarbij een mentosje in een fles cola een enorme colafontein veroorzaakt, die kende je vast wel. Een soortgelijk proefje is die met de rode vulkaan. Misschien leuk voor bij een kampthema waarin een vulkaanuitbarsting een rol speelt.
Hoe werkt het? Zet een fles in het midden van de kring rechtop. Doe er wat zuiveringszout in. Voeg nu een paar druppeltjes (rode) kleurstof toe (bv. nepbloed van de feestwinkel, of een flesje kleurstof van de toko/bakker/drogist). Voeg nu een paar druppeltjes afwasmiddel toe. Schenk er voorzichtig ongeveer 10 ml azijn bij. Klaar is de vulkaan! Trek wel kleren aan die vies mogen worden, want die kleurstof krijgt je er niet meer uit. De uitleg die je erbij kunt geven: Door zuiveringszout en azijn bij elkaar te gooien, ontstaat er koolzuurgas. De bubbels zijn lichter dan de vloeistof. Daarom willen ze naar boven. Doordat de opening van de fles smaller is dan de ruimte in de fles, wordt de druk bovenin groter. Het koolzuurgas reageert daar met het afwasmiddel. Er ontstaat een rode, schuimende massa die door de hoge druk uit de fles spuit.
Met het vrijkomende koolzuurgas kun je trouwens ook een ballon opblazen. Schenk een half glas azijn in een leeg flesje. Schep nu drie theelepels zuiveringszout in een ballon. Schuif het uiteinde van de ballon over de mond van het flesje, maar zorg dat het zout nog niet in de azijn valt. Verplaats de ballon nu zodat het zout in de azijn valt, en het koolzuurgas dat ontstaat blaast nu de ballon op. Probeer! het! zeker!
Maak je eigen frisdrank[bewerken | brontekst bewerken]
Pers een citroen uit. Neem een glas water en roer er een beetje poedersuiker door. Doe dan het zuiveringszout erdoor en tot slot het citroensap. Je krijgt nu priklimonade die je echt kunt drinken! Als je het leuk vindt, kun je er ook uitleg bij geven: Als zuiveringszout (natriumbicarbonaat) met zuur in contact komt, treedt er een reactie op. Er ontstaan belletjes koolzuurgas. Deze belletjes geven limonade een frisse, prikkelende smaak. Koolzuurgas zit in de meeste frisdranken. (Mochten citroenen te duur zijn, dan kun je ook citroensap uit een flesje gebruiken. De limonade wordt er wel minder lekker door.)
De lavalamp[bewerken | brontekst bewerken]
Vul een afsluitbaar, hoog en smal glazen flesje of potje voor de helft met water (olvaritpotjes zijn ook geschikt). Doe er 10 druppels kleurstof bij (te koop bij een toko, een bakker of een goede drogist). Roer de kleurstof door het water. Giet voorzichtig zonnebloemolie op het gekleurde water tot vlak onder de rand. Doe nu de bruistablet erbij. Je lavalamp werkt! Als je het leuk vindt, kun je er ook uitleg bij geven: Olie drijft op water, omdat water zwaarder is: een liter water is zwaarder dan een liter olie. De bruistablet reageert met het water en er ontstaan belletjes koolzuurgas, hetzelfde als wat ook in frisdrank zit. Net als in frisdrank stijgen de belletjes in de lavalamp ook naar boven. Ze nemen ook een beetje gekleurd water mee naar boven. Helemaal bovenaan spatten de belletjes uit elkaar. Het water zakt dan weer naar beneden, omdat het zwaarder is dan de zonnebloemolie. Als de bruistablet is uitgewerkt, kun je er trouwens gewoon weer een nieuwe in doen. De lavalamp kun je overigens niet oneindig goed houden: na een dag begint de kleur weg te trekken en ziet de lamp er al niet zo mooi meer uit.
Het vliegende theezakje[bewerken | brontekst bewerken]
Met warme lucht kun je dingen laten zweven. Neem een theezakje en knip het bovenste randje recht af. Vouw het zakje open en schud de thee eruit. Maak een kokertje van het zakje. Zet het kokertje rechtop op een schoteltje. Steek het kokertje aan het bovenste randje aan. Als het theezakje bijna is opgebrand, gaat het zakje vliegen. Let op: Deze proef werkt alleen in een afgesloten ruime met weinig luchtverplaatsing. Als je het leuk vindt, kun je er ook uitleg bij geven: Warme lucht stijgt op. Als het theezakje bijna is opgebrand is er zoveel lucht erom heen opgewarmd dat de opstijgende warme luchtstroom sterk genoeg is om het theezakje mee op te tillen. Een luchtballon werkt op dezelfde manier. In een luchtballon wordt de lucht warm gemaakt met een gasbrander. Deze warme lucht blijft in de ballon hangen en als de lucht in de ballon warm genoeg is, stijgt de ballon met de warme lucht mee op.
Knalpapier[bewerken | brontekst bewerken]
Door lucht heel snel te verplaatsen, kun je harde geluiden maken. Vouw een oude krant zo op dat je er harde knallen mee kunt maken. Wel zelf even oefenen van tevoren om uit te vinden hoe het werkt!!! Als je het leuk vindt, kun je er de volgende uitleg bij geven: Geluid bestaat uit trillingen. Die trillingen worden door de lucht doorgegeven. Met onze stem kunnen we de lucht laten trillen; dat noem je praten, of zingen. Als het je het knalpapier snel door de lucht zwaait, vouwt de flap van het papier uit. Omdat dit heel snel gaat is er even geen lucht op de plaats waar eerst de flap zat. De lucht stroomt dan heel snel naar deze plek onder de flap. De lucht komt van alle kanten en gaat erg snel. Wanneer je de knal hoort botst de lucht tegen elkaar en dit veroorzaakt geluidstrillingen. Als het onweert hoor je ook hele harde klappen. Die lijken wel een beetje op de klap van het knalpapier, alleen dan veel harder! Door de bliksem wordt er net als bij het omlaag zwaaien van het papier een plek zonder lucht gemaakt. Ook daarheen stroomt alle lucht die om de lege plek heen zit en botst weer op zichzelf. Dit geeft net zo’n harde klap als het knalpapier.
De opblaasuier[bewerken | brontekst bewerken]
Doe zuiveringszout in de vingertoppen van een plastic handschoen, en maak deze handschoen met een stevig elastiekje vast op de hals van een frisdrankfles waar een bodempje azijn in zit. Wanneer je de handschoen rechtop zet, valt het zout in het azijn. Het koolzuurgas dat nu ontstaat, vult de handschoen op, en dat lijkt net een uier van een koe.
De dansende cobra[bewerken | brontekst bewerken]
Nodig: papier, satéprikkers, scharen, een lineaal, een klosje garen, 35 kleine kraaltjes, 35 waxinelichtjes en een doosje lucifers. Eventueel kleurpotloden of viltstiften. Laat de kiddo’s nu het volgende doen: Teken op papier met potlood en lineaal een groot vierkant (minstens 13x13 cm) en in het vierkant een spiraal (niet al te dun). Dat is de cobra. Kleur de cobra eventueel leuk in. Knip de cobra uit, en prik met de punt van een schaar een gat in het midden. Leg een knoop in het einde van een stukje touw met behulp van het kraaltje, en knoop het uiteinde vast aan het uiteinde van de satéprikker. Hou nu de cobra boven een brandend waxinelichtje. De cobra gaat nu draaien. Hoe dat komt? Het waxinelichtje verwarmt plaatselijk de lucht. Deze lucht stijgt op, en stoot op de spiraal. Een deel van de lucht komt tussen de windingen van de spiraal terecht en laat hem tollen.
Proeven met je neus dicht[bewerken | brontekst bewerken]
Nodig: Appels, gekookte aardappels en gekookte wortels, een theelepeltje, een theedoek, drie bordjes, een vork en een sopje. Leg op het eerste bordje een paar stukjes appel, op de tweede een paar stukjes aardappel en op de derde een paar stukjes wortel. Prak ze nu alledrie met de vork. Blinddoek de proefpersoon en laat hem met de neus dicht van elk bordje een hap nemen. Wat is nu wat? Doe nu dezelfde test, maar dan met de neus open. Proeven is met de neus dicht veel lastiger! Hoe komt dat? De tong proeft alleen zout, zoet, bitter en zuur. Fijnere smaken herken je door ze te ruiken. Maar met je neus dicht kun je niet ruiken, dus kun je de smaken minder goed herkennen.
Azijnbatterij[bewerken | brontekst bewerken]
Nodig: Tien glazen schaaltjes, 10 koperen plaatjes, 10 zinken plaatjes, 20 metalen paperclips (zonder kunststoflaagje) 20 elektriciteitsdraden (aan het einde gestript), 10 fietslampjes met een fitting, twee grote flessen azijn. Giet azijn in het schaaltje. Bevestig nu het einde van een draad aan de paperclip en schuif die over het koperen plaatje. Bevestig het einde van de andere draad aan de andere paperclip, en schuif die over het zinken plaatje. Verbind de beide draadeinden met de fitting van het gloeilampje. Steek de beide metalen plaatjes in het schaaltje met azijn, met ongeveer een centimeter ruimte tussen de plaatjes. Het lampje gaat nu branden! (eventueel zou je ipv azijn ook een citroen kunnen gebruiken, maar in de praktijk is de stroom veel te laag om er een lampje mee te laten branden, hoogstens misschien een ledje). Hoe komt dat? Je hebt nu een “stroomkring” gemaakt. In een stroomkring lopen elektronen, dat zijn piepkleine deeltjes die “stroom vervoeren”. Door stroomdraden en hele zure vloeistof gaat dat het makkelijkst. Doordat de elektronen stroom langs het lampje vervoeren, brandt het lampje. De stroomkring ontstaat doordat de elektronen uit het zink naar het koper toe willen. We zeggen dan dat koper een “edeler” metaal is dan zink.
De minigitaar[bewerken | brontekst bewerken]
Nodig: 35 lege lucifersdoosjes, 6 scharen, karton, 200 korte elastiekjes, eventueel een paar rollen pakpapier en viltstiften/kleurpotloden voor versiering. Knip uit karton een trapeziumvormig stukje, dat iets langer is dan de breedte van het lucifersdoosje. Dit stukje noemen we de “kam”. Schuif het doosje een klein stukje open, en span de elastiekjes erover als snaren. Klem de nu bovenop, onder de snaren. Tokkel nu op de minigitaar. Als je de kam verschuift, hoor je verschillende tonen. Hoe kan dit? De trillingen in de snaren brengen de lucht aan het trillen, en dat hoor je als klanken. Als je de snaren verschillend spant (door de kam te verschuiven) brengen ze de lucht op een andere manier aan het trillen.
De bakpoederraket[bewerken | brontekst bewerken]
Neem voor de proef een klein leeg kokertje dat met een dekseltje luchtdicht gemaakt kan worden (potje van een fotorolletje, of iets soortgelijks van de apotheek). Vul het kokertje met een flinke scheut azijn. Knip nu van een stug plastic zakje een hoekje af, zodat je een klein puntzakje krijgt van enkele centimeters hoog. Vul dit puntzakje met bakpoeder en stop het puntzakje in zijn geheel in het kokertje, zonder dat het bakpoeder al in contact komt met het azijn. Doe nu het dekseltje op het kokertje, schud een paar keer flink met het kokertje en zet het kokertje neer. Na enkele seconden is er zoveel druk opgebouwd in het kokertje, dat het dekseltje met een luide plop loskomt en de lucht invliegt. Als je het goed doet, zou het dekseltje wel een meter of vijf hoog kunnen komen. Hoe werkt dit? Het bakpoeder (natriumwaterstofcarbonaat, NaHCO3) reageert met het keukenazijn (een oplossing van azijnzuur, CH3COOH), en daarbij ontstaat koolstofdioxide. Het koolstofdioxide heeft meer ruimte nodig dan het bakpoeder en het azijn, waardoor de druk in het kokertje toeneemt. Deze wordt zo groot dat het dekseltje van het kokertje wordt gedrukt.
Externe links[bewerken | brontekst bewerken]
- www.encyclopedoe.nl, uitgebreide website met proefjes
- www.c3.nl/kids, allerlei proefjes met uitleg, o.a. het maken van een lavalamp, lipgloss, kristallen en shampoo
Bronnen en referenties
- www.zozitdat.nl, Proef met vulkaan
- www.mens-en-natuur.nl, proef met het vliegende theezakje
- www.c3.nl/kids, proef met de limonade en de lavalamp
- www.kidzlab.nl, proefje met het knalpapier
- Het grote experimenteerboek voor kinderen
- Cogito ergo BOEM, vliegen op bakpoeder, artikeltje in het universiteitsblad van de RUG