Scouting Berlicum
Scouting Berlicum is een scoutinggroep in Berlicum/Middelrode.
Oprichting[bewerken | brontekst bewerken]
Als na de Tweede Wereldoorlog het verenigingsleven in het verwoeste Berlicum weer op gang komt, besluit het bisdom o.a. voor het oprichten van een niet-standsgebonden jeugdbeweging[1]. De begin januari 1946 benoemde jonge kapelaan Harrie Hoek krijgt van de pastoor opdracht voor een onderzoek tot oprichting van 'de Verkenners' te Berlicum. Op 24 maart 1946 heeft op de pastorie aan de Kerkwijk een bespreking plaats tussen kapelaan en enkele potentiële leidsters en leiders. Aanwezig hierbij zijn: Tiny Wijgergangs, Mia Tibosch, Jaap Klok, Theo Verkaar, Bert Aarts en Wim van der Heijden. Besloten wordt tot de oprichting van een padvindersgroep onder de Verkenners van de Katholieke Jeugdbeweging met de naam Herman Josephgroep. Eerst wil men starten met verkenners, daarna met welpen. Op 30 september 1946 worden Jaap Klok als hopman en Theo Verkaar en Wim van der Heijden als vaandrigs geïnstalleerd en kan er officieel gestart worden met de verkenners. De toekomstige verkenners hebben reeds een opleiding gehad en de blokhut ingericht. In de periode van 10 oktober tot en met 14 november worden alle verkenners geïnstalleerd en ingedeeld in patrouilles.
Oprichter[bewerken | brontekst bewerken]
De oprichter[2] van de groep is H.J. Hoek, een norbertijnse geestelijke. Hij was kapelaan en daarna pastoor van de parochie die hoorde bij de Sint Petruskerk. Deze kerk is in 2012 aan de eredienst onttrokken.
Jeugd en opleiding[bewerken | brontekst bewerken]
Henricus Johannes (Harrie) Hoek werd geboren te Loosduinen op 5 juni 1909. Zijn ouders, Jan David Hoek en Wilhelmina van der Kroft, bezaten een agrarisch bedrijfje. Op de dag van zijn geboorte werd hij eveneens gedoopt te Loosduinen in de Onze Lieve Vrouw Hemelvaartkerk[3]. De lagere school doorliep hij op de jongensschool naast de kerk. Na de lagere school had hij moeite met het begin van de middelbare studie. In 1923 ging hij op 14-jarige leeftijd naar de Latijnse School te Gemert. Zes jaar later, 1929, rondde hij zijn studie aldaar af.
Intrede en beginjaren in Berne[bewerken | brontekst bewerken]
In 1929 deed Harrie toelatingsexamen voor de abdij en werd toegelaten. Na zijn vakantiereis naar Lourdes in de zomer trad hij in de Abdij van Berne[4]. Samen met zes anderen werd hij op 8 oktober 1929 gekleed. Harrie ontving daarbij de kloosternaam Ireneus. Vanwege de gevolgen van een grote brand kwam de Abdij van Tongerlo niet in aanmerking voor het noviciaat. Daarentegen gingen zij per trein naar de in 1923 herstichte Abdij van Windberg in Beieren (D). Na het noviciaat keerde hij terug naar Berne. Hier legde hij op 8 oktober 1931 zijn kleine professie af en drie jaar later, 1934, zijn grote professie. In de kapel van de kweekschool in Den Bosch werd hij op 22 december 1934 door Mgr. van Diepen tot subdiaken gewijd en op 6 april 1935 tot diaken. Hij ontving uit de handen van Mgr. Smets op 18 augustus 1935 in de abdijkerk de priesterwijding. Aan het einde van dat jaar kreeg hij de opdracht zijn aandacht te besteden aan de Mis van Eerherstel, maar zijn directeurschap hield na een hele korte tijd al weer op. Hij ontving de opdracht om als zangpater de misweken te gaan verzorgen. Samen met zijn medebroeder Willibrord Cooijmans verzorgde hij in 1936 de eerste misweek in Heeswijk, gevolgd door die in Dinther. Het was het begin van de misweken, die later bij honderden gegeven zouden worden.
Donkere tijden[bewerken | brontekst bewerken]
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in 1938 werd hij kapelaan te Vlijmen. Harrie had er de zorg voor de jeugdbeweging: de Jonge Wacht, het patronaat, de Vrije jeugd en de Jonge boeren. Eveneens voor de sportafdeling: de voetbalvereniging en de door hem opgerichte ruitervereniging. Na het uitbreken van de oorlog keerde hij zich als jong kapelaan in zijn preken regelmatig tegen de nationaal-socialistische beweging. Hierop volgde moeilijke jaren voor Harrie. De N.S.B. had inmiddels greep gekregen op een deel van de Vlijmense bevolking. Zij wilden beslag leggen op de gebouwen van de jeugd en zo invloed uitoefenen. Harrie verzette zich fel daartegen. Niet veel later verscheen er een artikel onder de kop "Kapelaan Hoek als N.S.B.-vreter". Hij werd bestempeld als staatsgevaarlijk door de Duitse bezetter. Op 13 juli 1942 werd hij om vijf uur 's ochtends door de Sicherheitsdienst van zijn bed gelicht en overgebracht naar het gijzelaarskamp, alwaar hij "verhaftet" werd. Hij werd beschuldigd van sabotagedaden tegen de Duitsers. Ruim achttien maanden zat hij vast in Haaren en later op het klein seminarie van Sint-Michielgestel. Na zijn vrijlating op 14 februari 1944 uit het gijzelaarskamp Beekvliet keerde hij terug naar Vlijmen en zette hij zijn verzetswerk voort. Hij gaf zijn krachten voor de veilige terugkeer van gestrande geallieerde piloten. Het leverde hem na de oorlog een onderscheiding van de Engelse en Amerikaanse autoriteiten op. Trots was hij met recht ook op de oorkonde van generaal Dwight Eisenhower, de latere president van de Verenigde Staten, die hij hem persoonlijk toekende als dank voor zijn verdienste.
Berlicum[bewerken | brontekst bewerken]
In 1946 werd hij op 25 januari overgeplaatst naar het door oorlogsgeweld vernielde Berlicum. Hij kreeg wederom het jeugdwerk toebedeeld. Over zijn inzet in de oorlog sprak hij niet meer, want dat was zijn plicht geweest. Zijn aandacht ging nu volledig uit naar het pastoraat, dat vanaf de grond moest worden opgebouwd. Hij zei zelf over deze tijd dat hij meer bezig was met sociaal opbouwwerk, dan met kerkelijk werk. In die tijd richtte hij ook de Herman Josephgroep op. In 1959 werd Harrie benoemd als pastoor van Berlicum. Hij maakte de tijd mee van Mgr. Bekkers, die hij hogelijk waardeerde vanwege zijn inzet voor vernieuwingen. In zijn voetspoor probeerde hij dat in Berlicum ook te realiseren. Van de zusters van J.M.J. ontving hij het verzoek om een bejaardenhuis op te richten in het oude klooster Sint-Vincentius. Toen dit huis in 1977 gereed was, besloot hij zijn werk als pastoor te beëindigen. Hij werd rector van de bewoners van Berlerode. Opvolger als pastoor werd Wout Pulles. In 1985 werd hem bij gelegenheid van zijn gouden priesterfeest het ereburgerschap van de gemeente Berlicum verleend, vanwege de grote verdiensten die hij in Berlicum op zijn naam had staan. Gedurende 52 jaar woonde hij als kapelaan, pastoor en rector in 'zijn' Berlicum, samen met zijn huisgenote Dina van de Veerdonk. Het viel hem zwaar om op 30 december 1998 Berlicum te verlaten om zijn intrek te nemen in het Verpleeghuis Cunera in Heeswijk. Het was een moeilijke tijd voor hem, omdat zijn geestelijke gezondheid steeds verder achteruit ging. Hij overleed er op 26 mei 2000. Daags voor Hemelvaart, op 31 mei 2000, werd hij met gilde-eer vanuit de abdijkerk naar zijn laatste rustplaats gedragen op het abdij kerkhof.
Speltakken[bewerken | brontekst bewerken]
Bij Scouting Berlicum heeft de volgende speltakken:
- Bevers - jongens en meiden van 4,5 t/m 7 jaar - zaterdagochtend van 9.15 tot 10.45.
- Welpen - jongens en meiden van 7 t/m 11 jaar - zaterdagochtend van 11.00 tot 13.00
- Scouts - jongens en meiden van 11 t/m 15 jaar - vrijdagavond van 19.00 tot 21.00
- Explorers - jongens en meiden van 15 tot 18 jaar - vrijdagavond van 19.00 tot 21.00
- Stam 19+, de meeste leden van het stafteam behoren ook bij deze speltak. - geen vaste draaitijd
Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]
De Bevers bezoeken de Bever-Doe-Dag, de Welpen gaan jaarlijks naar de DWEK Regiodag en de Scouts van Scouting Berlicum doen mee aan regio-activiteiten zoals de Regionale ScoutingWedstrijden en de Regionale Winterhike, beide georganiseerd door Regio De Meierij. De rest van de groep is erg betrokken bij regionale activiteiten zoals Koningsdag en Dodenherdenking.
Locatie[bewerken | brontekst bewerken]
De blokhut van Scouting Berlicum bevind zich aan de Westakkers 41 in Berlicum, hier vinden alle opkomsten plaats.