Zeeverkennersgroep Sint Joris

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Zeeverkennersgroep Sint Joris
Logo Scouting Nederland.svg
Scouting Nederland
Regio Drie Rivieren Utrecht
nr.
 1605 
Den Bosch ­Noord-Brabant ­Nederland
Icon girl guide.svgIcon boy scout.svg Meisjes en Jongens
Opgericht
19 januari 1946
Website
Bezig met het laden van de kaart...

Zeeverkennersgroep Sint Joris is een waterscoutinggroep in Den Bosch.

Geschiedenis[bewerken]

Oprichting[bewerken]

De verkennersgroep St. Joris werd opgericht op 28 februari 1930 en op 28 februari 1931 bij notariële akte omgezet in een stichting. In het stichtingsbestuur zaten eminente Bosschenaren. Op 2 april 1941 werden de Nederlandse scoutingorganisaties door de bezetter ontbonden en werd het troeplokaal verzegeld. Ook het buitenterrein was in beslag genomen en het troeplokaal was verwijderd. De groep bleef in burger doordraaien en kwam steeds op andere plaatsen bij elkaar.

Direct na de bevrijding, zelfs op de Bevrijdingsdag kwamen de verkenners bijelkaar en in actie. De verkenners stonden ten dienste van de bevrijders en van de Binnenlandse Strijdkrachten. Intussen rijpte het plan tot oprichting van een zeeverkennerstroep. Op 19 januari 1946 werd officieel de zeeverkennersgroep Dorus Rijkers opgericht. Hiermee ontstond de eerste naoorlogse zeeverkennersgroep beneden de rivieren. De naam Dorus Rijkers werd tot 1965 behouden, waarna de groep de naam kreeg van de stichting waaruit ze was voortgekomen: de St. Jorisgroep, naar het Rooms-katholieke lyceum. In de jaren 50 konden ook niet-leerlingen van het lyceum zeeverkenner worden.

Locatie[bewerken]

Na de Tweede Wereldoorlog lag het terrein van de groep op het bastion aan de Oliemolensingel, vlak voor de brug naar de oude haven van De Gruyter (nu jachthaven de Waterpoort). Het enige bezit bestond uit een tweedehands reddingsloep, die in het voorjaar van 1955 opgeknapt werd bij de werf Hitters (nu jachthaven de Waterpoort).

In 1958 werd met toestemming van het gemeentebestuur, een subsidieregeling en steun van het bestuur van de Viking een blokhut gezet op het begin van de landtong (het huidige Pierre van de Venplein). Op 5 oktober 1958 werd het clubgebouw plechtig geopend. Rond 1960 werd de Dieze omgelegd en stroomde nu door de plas heen (in plaats van rondom de plas langs de Brabanthallen). Op de Ertveldplas werd zand gewonnen voor diverse bouwprojecten in de gemeente. Door een aardverschuiving tijdens de baggerwerkzaamheden op de Ertveldplas verdween door een aardverschuiving het clubgebouw met alle spullen in de plas. Later heeft de baggeraar Bos Kalis een nieuw clubhuis aan het einde van de landtong gebouwd, dat in 1977 werd geopend.

Vloot[bewerken]

De vloot moest in de eerste jaren na de oorlog opgebouwd worden en bestond toen vooral uit BM-ers[1] en andere soorten boten. Deze vloot werd in 1953 omgezet in minder onderhoud vragende en tegen een stootje kunnende ijzeren vletten. In het winterseizoen van 1955 kwam het bericht dat er een speciale zeeverkennersboot was ontworpen, zwaar staal, onzinkbaar, onkenterbaar, waar je mee kon zeilen, roeien en wrikken. Teunis Beenhakker in Kinderdijk had enkele vergrote modellen gebouwd in staal (3 mm plaat) met luchtkasten, dollen, midzwaard en mastkoker. In Dordrecht kon de groep op een zondag een proefexemplaar proberen. De groep was enthousiast en de prijs viel mee: (toen nog) ƒ 1400,- inclusief tuig en 6 riemen, maar je moest hem zelf wel schilderen (over de menie) en ook het houtwerk was niet gelakt. De groep bestelde er meteen twee. De zeilnummers 6 en 7 (de 7 is nog steeds in bezit). Dat was 1956 en in het najaar kwamen ook de twee andere vletten bij: ZV 39 en ZV 40. De ligplaats voor de vloot was toen al in de Vikinghaven[2], maar het onderhoud deed de groep nog altijd bij scheepswerf Hitters Proost[3] onder het afdak.

Vóór de aanschaf van het huidige moederschip de Makke Beer III in 1985 gebruikte de groep een schip en verschillende slepers en sloepen gebruikt.

Makke Beer (1966- 1973)[bewerken]

In 1966 werd een sleepvletje aangekocht van baggeraar Fijt. Het bootje werd Makke Beer (I) genoemd. Met een Deutz tractormotor, die volgens oud-schipper Gerard Versfeld altijd liep (je moest hem wel aanslingeren en met lontjes aan de gang helpen, maar hij liep altijd). De Makke Beer is in 1973 verkocht aan zeeverkennersgroep in Zaltbommel, die de sleepvlet weer in 1982 verkocht hebben aan Scouting Cay-Noya groep in Amersfoort.

Makke Beer II (1974- 1984)[bewerken]

In 1974 gingen de toenmalige schipper Theo v.d. Aa, stuurman Herman Versfeld en Paul van Orsouw op zoek naar een oud vrachtschip dat als onderkomen zou kunnen dienen tijdens de kampen. Het schip werd gevonden in Tilburg, het was de AN-LE van de heer Moerenhout uit Made, die om gezondheidsreden met varen moest stoppen. De AN-LE werd omgedoopt tot Makke Beer II. Het schip was in 1923 gebouwd en had van 1923 tot 1955 de naam De Twee Gebroeders.

Blauwe Draak (1991- 2006)[bewerken]

Een stalen geklonken reddingsboot in gebruik door de Loodsen.

Verbondenheid met de Vikinghaven[bewerken]

Door de jaren heen zijn de zeeverkenners met de Vikinghaven verbonden. Zo was er een erehaag van zeeverkenners bij het huwelijk, in juni 1946, van de vice-voorzitter mr. Emile van Zinnicq-Bergmann. Bij de opening van de nieuwe haven aan de Ertveld waren de zeeverkenners betrokken en ze deden mee aan de vele Vikingwedstrijden. Ook bij de bouw van de oude botenloods hebben zeeverkenners meegeholpen. De zeeverkenners organiseerden openingstochten en puzzeltochten. Tot halverwege de jaren 70 hadden de zeeverkenners een rol in het vlaghijsen bij de opening en sluiting van het Viking-verenigingsseizoen. Tot 1975 waren zeeverkenners boven de 18 automatisch lid van de watersportvereniging Viking. Met het 70-jarig bestaan van de wsv Viking hebben de Vikingleden een zeilwedstrijd gedaan in de lelievletten. Met jeugdweekenden van de Viking en WV Neptunes deden de verkenners mee en was de Makke Beer de plek waar de kinderen konden overnachten. Verschillende (oud-)leden van de zeeverkenners hebben een boot liggen in de Vikinghaven en vele leden hebben zich ingezet voor de vereniging en zijn bestuurslid geweest. De erevoorzitter van de zeeverkenners, de heer J.S Stumpel (naar wie het zeeverkenners clubhuis is vernoemd), en de heer L. Holtus hebben vele jaren als commissaris deel geweest van het Vikingbestuur, en mede de belangen behartigd voor de zeeverkenners. Hiervoor kreeg de heer Stumpel in 1958 een gouden Vikingspeld gekregen en beiden werd het erelidmaatschap van de Viking aangeboden.

Clubblad van Jachthaven de Viking[bewerken]

In oude edities van het clubblad van Jachthaven de Viking, De Thuishaven, is de geschiedenis van de groep gepubliceerd.

1930-1953[bewerken]

De Rooms-katholieke Lyceum Verkennersgroep, genaamd St Joristroep, werd opgericht op 28 februari 1930 en op 28 februari 1931 bij notariële akte omgezet in een stichting. In het stichtingsbestuur zaten eminente Bosschenaren, met namen zoals Ir. E.L.A. Baron van Voorst tot Voorst[4], Henry de Leeuw, Mgr. F. Hendrikx[5], H.A.M. (Hub) Nederveen (lid van het kerkbestuur van de parochie van St. Antonius van Padua en bij Nederveens Margarinefabriek aan de Zuid-Willemsvaart 6 in Den Bosch) en dr. J.T. v.d. Werff, die hopman van de groep was. In 1930 werd het eerste kamp gehouden in de duinen van Zeeland en het tweede kamp in 1931 in Gorssel. In 1932 werd er deelgenomen aan het Nationale Kamp in Wassenaar. De groep viel in dit kamp op door de bouw van een brug. Op 1 april 1933 deed Jan Stumpel (Jan heeft jaren in het bestuur van de Viking gezeten als commissaris) zijn intrede als vaandrig en werd op 1 september hopman van de troep. Het grote kamp werd gehouden in de duinen van Texel.

Bekende Bossche personen zoals dr. L.G.J.A. van de Meerendonk, dr. Mackelenberg, Fons Raymakers, de jonkheren Van de Poll, dr. J.L. Lobach[6], dr. Louis van Lanschot, Piet van Lierop, dr. C.J.H. van Hoeckel, mr. R.A.E. Indemans (algemeen secretaris van de Koninklijke Nederlandse Middenstandsbond) waren verbonden aan de troep. Als troeplokaal diende een groot stenen lokaal op de binnenplaats van het lyceum. Het buitenterrein was gelegen op het mooie buitengoed van de heer Nederveen te Nuland. Iedere zaterdagmiddag, regen en wind trotserend, fietsten de leden naar het 10 km buiten de stad gelegen prachtige buitenterrein. In 1934 nam de troep als enige Nederlandse troep deel aan het internationale verkennerskamp te Limpach in Luxemburg. De hygiëne van het kamp was goed. Opvallend was echter, dat aan iedere vlaggenmast een tandenborstel hing voor de hele troep. Voor de inspectie liep iedere verkenner even langs de vlaggenmast om zijn tanden te borstelen. Leve de hygiëne van toen. In 1935 hield de groep hun kamp in een plaatsje Arbre in Belgie. De troep bracht toen ook een bezoek aan de wereldtentoonstelling in Brussel. In 1936 hield de groep hun kamp op De Kluis, ook in Belgie. In dit jaar richtte de groep de St. Joris verkennersband op, de voorloper van de Jeroen Bosch Verkennersband. Het jaar 1937 was het jaar van de Jamboree. De St. Joristroep wilde goed voor de dag komen. Als kamp maakte zij een Brabantse hooiberg, die van binnen hol was, De wanden bestonden uit licht materiaal, opgevuld met hooi met een dak van stro. Het kamp had enorm veel belangstelling. Baden-Powel en Prins Bernhard kwamen persoonlijk langs om de hooiberg en het kamp te bezichtigen. In 1938 bleef de groep in eigen land op de Maalberg in Belfeld en in 1939 vertrok zij met de bus naar een kampterrein te Eteignieres in Noord-Frankrijk, ten zuiden van Reims.

In mei 1940 brak de oorlog uit. De troep, evenals andere troepen, stelde zich ter beschikking van de EHBO, ordonnansdiensten, enzovoorts. Toch hield de groep nog een zomerkamp op de Witte Bergen in Oirschot met gecamoufleerde tenten. Begin 1941 werden de verkennersbewegingen opgeheven en werd het troeplokaal door de NSB-ers verzegeld. 's Nachts wisten leden via een raampje binnen te dringen en de tenten en waardevolle attributen in veiligheid te brengen. De groep bleef in burger doordraaien en kwamen steeds op andere plaatsen bij elkaar. Ook het buitenterrein was in beslag genomen en de blokhut was verdwenen. In 1941 hield de groep het laatste kamp illegaal in burger in Wessem op een boerderij zogenaamd om de oogst te helpen binnen te halen.

Direct na de bevrijding, zelfs op de Bevrijdingsdag kwamen de verkenners bijeen en in actie. Zij stonden ten dienste van de geallieerden en van de BS. Wij dienden als tolk, gids, ordonnans en EHBO er etc. Vooral de eerste dagen deden de verkenners zeer verdienstelijk werk. Het eerste kamp na de oorlog in 1945 vond plaats in Oisterwijk. Intussen rijpte het plan tot oprichting van een zeeverkennerstroep.

Op 19 januari 1946 werd officieel de zeeverkennerstroep opgericht. Er werd een groepscomité opgericht, speciaal voor de zeeverkenners, dat bestond uit Mr. Corstens, A. van Dijk, mevrouw Huysman, Louis van Heyst en Paul Verbruggen van de Viking. Hun eerste taak was mee te zorgen voor de financiën en de aankoop van boten en materiaal. Het zeeverkennersterrein was gelegen op het bastion aan de Oliemolensingel vlak voor de brug naar de oude haven van de Gruyter. De vloot werd in de eerste jaren opgebouwd en bestond uit BM-ers en allerlei andere soorten boten. Deze werden in 1953 omgezet in minder onderhoud vragende en tegen een stootje kunnende ijzeren vletten. Veel steun werd ondervonden van het bestuur van de Viking dat de groep in 1952 in staat stelde met toestemming van het gemeentebestuur een blokhut te zetten op een van de mooiste plekken van de jachthaven.

1954-1966[bewerken]

In 1954 werd het leiderschap van de groep overgedragen aan schipper Emile Monte. Schipper Jan Stumpel werd voorzitter/penningmeester van het stichtingsbestuur. Schipper Monte had, omdat de zeeverkenners zonder leiding zaten, in een vlaag van hulpvaardigheid laten ontvallen dat hij af en toe “wel eens even zou gaan kijken". Dat kijken werd 10 jaar schipper zijn en daarna heeft schipper Monte zich nog jaren bezig gehouden met invullen van de gemeentesubsidieaanvraag. Op 19 maart 1955 werd hij officieel geïnstalleerd als schipper. Hij heeft er uiteindelijk toch geen spijt van gehad, want niet alleen gaf hij wat (tijd bv) maar hij kreeg er ook wat voor terug, in de vorm van voldoening. Er was weinig materiaal en weinig geld. Een aantal boten en tenten waren geleend en werden door de eigenaars teruggevraagd. De “Ome Jan”, een kampeertjalk, eigendom van de stichting in Eindhoven, lag 's winters bij de Trambrug maar was, vanwege de kou haast niet te bewonen. Het enig bezit bestond uit een tweedehands reddingssloep, die in het voorjaar van 1955 werd opgeknapt bij de werf Hitters. Met 8 man kon erin geroeid worden en daarnaast kon die op de een of andere manier nog 20 man vervoeren. In die tijd was er ook op woensdagavond troepbijeenkomst en er werd veel geroeid naar “de plas”. De Dieze was toen nog niet omgelegd, zodat er helemaal tot voorbij De Gruyter gegaan moest worden en dan de monding van de plas in. In dat jaar ging de groep op kamp naar Nieuwkoop samen met een groep uit Parijs. De sloep werd volgepakt en door enkele zeeverkenners en een stuurman naar Nieuwkoop gesleept en de rest ging met de fiets. In Nieuwkoop werden 3 BM-ers gehuurd die afwisselend werden gebruikt. De staf bestond behalve de schipper uit: aalmoezenier F. Werner (facteur en bottelier), stuurman Rob Damerau (technische dienst, ceremonieel) en stuurman F. van den Eerenbeemt (fourage en geheime dienst). De naam van de Franse troep was Charcot naar een Franse ontdekkingsreiziger (een zee-officier) in het Noordpoolgebied.

Toen het zeilseizoen, voorjaar 1957, was aangebroken nam de groep met vier vletten deel aan de wedstrijden van de Verenigde Rivierenzeilers op de Maas bij Heusden, waar de groep altijd een prijs zou winnen, ze waren namenlijk een aparte categorie. Zomerkamp 1957 ging naar het Hoge Bomeneiland in Vinkenveen, waar een zeeverkennerstroep uit Abcoude een blokhut had. De familie Mens gaf een tweedehands buitenboordmotor van het merk Coiot. Onmogelijk zwaar, maar je kon er 4 vletten mee trekken. 1958 kamp in Nieuwkoop. Intussen had de groep een oog laten vallen op een terreintje bij de Viking om daar een definitief onderkomen te vestigen voor de troep. Dankzij een gunstige subsidieregeling van de gemeente Den Bosch en de voortreffelijke medewerking van het Vikingbestuur kon een clubhuis gebouwd worden. Op 5 oktober 1958 werd het plechtig geopend. Namens de ouders werd een butagasverlichting geschonken. De latere schipper Gerard Versfeld maakte toen als klein ventje zijn eerste kamp mee. In 1960 was er voor het eerst een loodsenstam. In 1961 was er een Nationaal Waterkamp in Nieuwkoop. Ook dit keer was de Blauwe Wimpel voor de groep. De Dieze was inmiddels omgelegd en stroomde dus door de plas heen. Het water werd inktzwart en er kwam een grijsblauw taai vlies over te liggen. De stank was onbeschrijfelijk en alle vissen stierven. Daar de Vikinghaven het langst enigszins schoon bleef repten vele vissen zich voor hun leven die kant, uit maar raakte daar bedwelmd. Als 's morgens de zon begon te schijnen ontwaakten ze, maar sprongen in hun benauwdheid radeloos vele meters ver de oever op: talloze kanjers van snoeken en duizenden andere vissen moesten daar door de Gemeentereiniging worden weggehaald. Zwemmen en waterskiën was dan ook erg ongezond. Tot 1965 is schipper Monte actief geweest als leider en daarna nog vele jaren lid van het stichtingsbestuur. De groep is hem veel dank verschuldigd. In 1966 was het kamp naar Vinkeveen met schipper Harrie Masselink.

1966-1985[bewerken]

In 1973 werd een vijfde vlet aangekocht de ZV 619. Begin jaren 80 werd zowel de ZV 6 en de ZV 39 verkocht. Hierna volgende de aanschaf van de ZV 751 (overgenomen van de zeegidsen uit Den Bosch) en de ZV 1111.

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.