De St. Werenfridusgroep is een scoutinggroep in Elst.
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
Groepsnaam[bewerken | brontekst bewerken]
De groep is vernoemd naar de Rooms-katholieke heilige Werenfridus. Werenfried van Elst of Sint Werenfridus (Duitsland, datum onbekend – Westervoort, 14 augustus 760) was een Ierse prediker en de patroonheilige van Elst. Hij predikte in de 7e en 8e eeuw na Chr. in de Betuwe het christendom, in het rijk van de Friese koning Radboud[1].
Groepsdas[bewerken | brontekst bewerken]
De groep draagt een das met de Schotse ruit (tartan) van de clan Macdonald.
Groepslogo[bewerken | brontekst bewerken]
Het logo van de groep is een rond veld met in de bovenste driekwart daarvan een band in rood met de groepsnaam in in gele tekst. De onderste helft van het ronde wel is wit met op de helft van het veld een golfpatroon. In het witte deel de naam van het dorp in donkerblauw. In het midden van het veld het profiel van wat een schip lijkt in het zwart. Net boven het zwarte midden van het veld een gele schijf die half ingesloten door is een donkerblauwe band. De witte golven en het zwarte schip lijkt de ligging van Elst aan de drukbevaren rivier de Waal aan te duiden.
1945-1957[bewerken | brontekst bewerken]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is een aantal jongens, waaronder Jos Jeukens, Theo Huygens, een zoon van gemeentearchitect Span en nog enkele andere jongens begonnen met een verkennerstroep. De bijeenkomsten vonden plaats in de bovenzaal van het rooms-katholieke verenigingsgebouw Het Centrum, het pand waar nu apotheek De Batouwe in de Dorpsstraat is gevestigd. De leiding van dat groepje jongens was in handen van gidsenleidster Hannie Huygens en werd later aangevuld met Wout Franken. De groep werd nog tijdens de oorlog later opgeheven, omdat er in het dorp over gepraat werd; het werd te gevaarlijk, want Scouting was sinds 1941 verboden door de Duitse bezetter.
Vlak na de oorlog kwam er op initiatief van pater Keijzer al snel een groep tot stand, die samen kwam in het eerste hoofdkwartier: het huis van de familie Baltussen, dat aan de Rijksweg stond. Dit huis had oorlogsschade opgelopen, maar nadat het dak werd dichtgemaakt, konden de verkenners daar hun bijeenkomsten houden. Later is dit pand gesloopt.
De officiële oprichtingsdatum van de groep is 22 februari 1946. Dat is ook de verjaardag van Lord Robert Baden-Powell, de man die begin vorige eeuw in Engeland begon met Scouting.
De eerste verkenners die in Elst op 23 april 1946 (Sint Jorisdag) geïnstalleerd werden, waren Jos Jeukens, Herman Kolkman, Ben Cornelissen en Jan Livius. Op Sint Jorisdag waren de verkenners verplicht om de hele dag het uniform te dragen (ook op school). ’s Avonds werd Sint Jorisdag met een kampvuur afgesloten.
Leiders uit de eerste jaren van de groep waren onder andere oubaas (leider van de voortrekkers) Doeleman, hopman Bollen (eerste Hopman van de groep), de vaandrigs Ben Kolkman, Kris Hendriks en Frans Bos (later hopman van de St. Werenfridustroep II), Wim Theunissen, Jo Bosch en aalmoezenier Keijzer.
Het tweede hoofdkwartier was de villa aan de Rijksweg-Noord, waar later de apotheek in kwam. De welpen, de voortrekkers (nu roverscouts) en de verkennerstroepen I en II; maar ook de gidsen, die in deze periode nog niet tot de groep behoorden, hadden er een plaats. Daar werd een grote fancy fair gehouden, met een Rad van Avontuur. Op deze fancy fair werden ook pannenkoeken op houtvuur gebakken. De laatste vijf pannenkoeken werden bij opbod verkocht. Deze fancy fair heeft destijds veel geld opgebracht.
Een andere succesvolle actie was de flessenactie van de verkenners; duizenden flessen werden opgehaald. Het statiegeld werd geïnd en de flessen zonder statiegeld werden alsnog verkocht. Deze actie werd speciaal gehouden om twee verkenners uit Elst van groep I en groep II naar de Wereldjamboree van 1947 in Moisson te laten gaan. Ben Cornelissen en Rudie van Zanten waren de gelukkigen.
In deze periode werd ook al deelgenomen aan de Landelijke Radio Actie en later ook aan de JOTA.
Na het pand aan de Rijksweg-Noord ging de groep gaan zwerven door Elst. De verkenners kwamen in een garage van de wederopbouwinstantie aan de Aamsestraat bijeen. In de jaren negentig is op dit terrein het appartementencomplex De Amerstaete aan de Grote Laak gebouwd. De welpen kwamen bijeen in een huisje van de familie Van der Linden aan de Aamsestraat (Ria van der Linden was toen akela). De senior-verkenners kwamen bijeen in de voorkamer van de pastorie. Het is niet bekend waar de gidsen bijeen kwamen. Er is in die tijd ook nog even gebruik gemaakt van de barakken van het toenmalige opvangkamp voor gerepatrieerde Ambonezen, waar nu de gemeentewerf aan de Helster staat.
Samen met oubaas Doeleman en oubaas Bollen is in 1950 aan de Grote Molenstraat (hoek Willem de Zwijgerstraat en de Grote Molenstraat), achter bij toenmalige aannemer Jansen, een stamhut voor de voortrekkers gebouwd. Deze stamhut werd op 29 oktober 1950 feestelijk geopend.
Het eerste kamp van de PL’s en APL’s was in april 1946 in de bossen van Renkum; vlak bij een beek waarover een brug werd gepionierd. Alleen de PL’s en de APL’s gingen mee, omdat de leiding het destijds nog niet aandurfde om met de hele troep op kamp te gaan. Daarnaast had de hele groep ook onvoldoende materiaal. De tenten werden bijvoorbeeld geleend. Destijds werd tijdens kampen gekookt op houtvuur. Het schuren van de pannen na afloop was het ergste, want na iedere maaltijd moest alles schoon zijn. ’s Morgens werd er havermoutpap gegeten tot groot verdriet van de gebroeders Hermsen.
De groep werd voor de kampen gesponsord door de vruchtenconservenfabriek T.E.O. (Taminiau Elst Overbetuwe), waar nu de fabrieken van Heinz staan. Voor het zomerkamp werd de heer Taminiau (de directeur van de fabriek) gebeld met de vraag of er nog beschadigde blikken waren. De leiding kon zich vervolgens melden bij Jo Bos, die toen in het magazijn van de fabriek werkte, melden. Ze kregen dan onder andere flessen vruchtensap en ingeblikte groenten mee. Ook kregen ze wijn mee voor de leiding. Toen er een keer geen beschadigde blikken waren, liet Jo Bos een doos met blikken van het schap vallen, zodat er alsnog beschadigde blikken voor waren.
Het vervoer naar de kampen werd door de gemeente verzorgd. De vader van Jos Jeukens was de directeur van gemeentewerken. Al het materiaal werd met de gemeentewagen naar het kamp gebracht, totdat de plaatselijke transportbedrijven hier bezwaar tegen gingen maken, omdat er sprake zou zijn van broodroof. Inventief, zoals de gemeente toen was, kwam er gewoon een gemeentewagen naar de groep toe. Een van de plaatselijke transportbedrijven mocht vervolgens een rekening voor het vervoer naar de gemeente sturen. Deze rekening werd door de gemeente betaald.
Elk jaar gingen de verkenners naar de districtspatrouillewedstrijden van het district Over-Betuwe (tegenwoordig de regionale scoutingwedstrijden van de regio ZON). De patrouille Koekoeken uit Elst was de eerste jaren een vaste winnaar. Eén keer zijn de verkenners naar de landelijke patrouillewedstrijden (tegenwoordig de Landelijke Scouting Wedstrijden) in Ommen geweest, op Gilwell Ada's Hoeve van de Nederlandse Padvinders. De pratrouille Koekoeken werden tot hun grote verbazing vierde met 241 punten. De nummers 2 en 3 hadden 242 punten, een zeeverkennerpatrouille uit Den Haag werd 1e met 245 punten. Tijdens het daarop volgende zomerkamp van de gehele troep kregen de Koekoeken een patrouillehond cadeau. Hij werd Four (in verband met de vierde plaats) genoemd, later afgekort tot Forry.
Beroemde zomerkampen in de beginperiode van de St. Werenfridusgroep waren: - het zomerkamp van de verkenners in Son (Noord-Brabant) omdat het toen erg warm was - het zomerkamp van de verkenners in Groeningen (Noord-Limburg), vanwege de onvergetelijke nachtdropping (midden in de nacht werden de verkenners uit bed getrommeld, in een geblindeerde veewagen ver weg gebracht en moesten vervolgens met kaart en kompas weer naar huis komen) - de zomerkampen van de verkenners in Vaasen (met Forry), Terborg en Gennep. - de trektochten van de voortrekkers door Nederland (1950), België (1951) en Duitsland (1952 en 1953), waaronder naar Monschou en Nidegen;
1962-1970[bewerken | brontekst bewerken]
Na de vele omzwervingen van de groep in Elst hadden de meeste speltakken van de groep (in het begin van de jaren zestig) huisvesting gevonden in het huisje achter de woning van oud-akela Ria van der Linden. Dit huisje was bereikbaar via een ophaalbrug over de Zeeg. Degene die als laatste het huisje verliet, haalde de ophaalbrug omhoog en fietste langs het huis van Ria van der Linden, die aan de Aamsestraat 26 woonde. In het huis van Ria van der Linden is nu het aannemersbedrijf Joosten gevestigd. De welpen kwamen al vanaf het eind van de jaren vijftig in dit huisje bijeen. Begin jaren zestig kwamen ook de junior-verkenners erbij.
De welpen en de junior-verkenners hebben op deze locatie gedraaid, totdat ze naar de blokhut aan het Aamsepad 1a (1967) konden verhuizen. Het kampeermateriaal van de verkenners werd in die tijd bij de familie Van Doesum aan de Rijksweg-Noord 44 opgeslagen. Het pionierhout lag achter bij het huisje opgeslagen. Waar de welpen hun materiaal opgeslagen hadden, is niet bekend. In het huisje zelf was daar geen ruimte voor. De vergaderingen werden bij toerbeurt bij de leiding thuis gehouden. In die periode werd regelmatig in de serre bij de familie Van Doesum vergaderd.
De senior-verkenners draaiden vanuit de Stamhut, die in 1950 gebouwd was door oubaas Doeleman en oubaas Bollen aan de Grote Molenstraat 107b (hoek Willem de Zwijgerstraat en Grote Molenstraat op de Molenpol, achter bij toenmalige aannemer Jansen, de vader van Theo Jansen, de makelaar). In deze periode had de groep waarschijnlijk geen voortrekkers meer.
In 1962 bestond de groep uit:
- de Sioniehorde, met circa 24 welpen, die op zaterdagmorgen (vanaf 9.30 uur) draaide. De leiding bestond uit akela Riet Turk, raksha Tonnie van Rijsewijk en E. Wannet
- de Waingundjahorde, met circa 24 welpen, die zaterdagmiddag (vanaf 14.00 uur) draaide. De leiding bestond uit akela Ellie Hoogveld, R. Jansen en Ger Nienhaus.
- de junior-verkennerstroep Semper Fidilus, met circa 22 verkenners, die op dinsdagavond (vanaf 18.45 uur) draaide. De leiding bestond uit hopman Henk van Doesum en de vaandrigs Winden en G. Zwartkruis
- de junior-verkennerstroep Semper Paratus, met circa 24 verkenners, die op woensdagavond (vanaf 18.45 uur) draaide. De leiding bestond uit hopman Leo Daanen en de vaandrigs Paul van Doesum en Fred Peters
- de senior-verkennerstroep Semper In Via, met circa 17 verkenners, die op woensdagavond (vanaf 19.45 uur) draaide. De leiding bestond uit J. Ermers en F. Heitkönig
- Theo Mathijssen was in die periode groepsleider van de St. Werenfridusgroep.
- Cees Pannekoek was de aalmoezenier die tijdens de zomerkampen meeging.
Bekende verkenners uit deze tijd waren:
- Sjaak Verhoeven (later lange tijd welpenleider)
- Geert Peperkamp (huidige groepspenningmeester)
- Erik Kersten (later verkennersleider)
- Fred Otters (later verkennersleider)
- Geert Buurman (oud-groepsvoorzitter Scouting Bemmel)
- Henk van Beek (oud-groepsvoorzitter)
St. Odagroep[bewerken | brontekst bewerken]
De gidsengroep (kabouters en gidsen samen) maakte in die tijd nog geen deel uit van de St. Werenfridusgroep; in die tijd waren er namelijk geen gemengde groepen. De gidsengroep heette in die tijd de St. Odagroep. De gidsengroep draaide in deze periode naar alle waarschijnlijkheid in een gebouwtje op het huidige parkeerterrein van hotel-restaurant Het Wapen van Elst.
Omdat de groep in 1963 meer bekend wilde worden, is eenmalig het boekje Verkennen langs de Linge uitgegeven. De initiatiefnemer was onder andere Paul van Doesum.
Troepkampen[bewerken | brontekst bewerken]
In die tijd gingen de twee junior-verkennerstroepen gezamenlijk op kamp. Op elk kamp ging de aalmoezenier mee. Elke zondag werd er in een speciale mistent de mis opgedragen. De twee junior-verkennerstroepen konden in die tijd goed met elkaar opschieten. Op het kamp hadden de twee troepen hun eigen programma’s, maar het avondspel en de mis deden de twee troepen samen. Het avondspel werd vaak verzorgd door oud-verkennersleiders, onder andere door Jos Jeukens.
Het materiaal van de St. Werenfridusgroep was voor gezamenlijk gebruik. Tijdens het zomerkamp werd het materiaal onder de troepen verdeeld. De tenten van de verkenners bestonden in die tijd uit twee palen en een tentzeil. De tent noemden de verkenners in die tijd "de kameel” vanwege de vorm. De leiding liep ’s avonds, voordat ze naar bed gingen, een laatste ronde. Het gebeurde vaak dat de verkenner, die vooraan lag, een zetje gegeven werd, zodat die ook “onder zeil lag”. Luchtbedden en slaapzakken hadden de verkenners in die tijd niet. De verkenners maakten van dekens en de beroemde dekenspelden een slaapzak. Voordat de verkenners gingen slapen, moesten ze een heupkuiltje maken. De eerste nachten sliepen de verkenners slecht, maar door de vermoeidheid van het kamp, ging dat aan het eind van de week steeds beter. Het koken gebeurde in deze periode tot het midden van de jaren zestig op houtvuur. Later zijn de verkenners overgestapt op gas, omdat het koken op houtvuur veel tijd in beslag nam. Als koelkast diende een melkbus die ingegraven werd. Hier kon onder andere boter in bewaard worden. Het vervoer van het kampeermateriaal naar de kampen werd in deze periode verzorgd door het transportbedrijf Weijs uit Elst. Al het materiaal werd naast het witte huis van Ria van der Linden op het pleintje klaargelegd. Daar haalde Weijs het kampeermateriaal vervolgens op. De verkenners fietsten altijd naar het zomerkampterrein toe. Via oud-wethouder Van Doesum (de vader van Henk en Paul van Doesum), die in deze periode bij de veiling werkte, werd bij de veiling groente en fruit voor het zomerkamp geregeld. De rest van het eten kochten de fourageurs tijdens het kamp. Geert Zwartkruis, die tevens verkennersleider was, had een motor en kocht hiermee als fourageur het eten in.
De verkenners gingen deze periode op zomerkamp in Mill, Vierhouten (1963), Nistelrode, Zeddam, Mook en Eersel. De kampen in Mook en Eersel hebben de verkennerstroepen gezamenlijk met een verkennerstroep uit Rijswijk gehouden. Een staflid uit Elst was verhuisd en probeerde in Rijswijk de scoutinggroep nieuw leven in te brengen. Door gebrek aan staf in Rijswijk werden Elsterse stafleden gevraagd. Toen werd al snel besloten gezamenlijk op kamp te gaan.
- Vierhouten
De eerste paar zomerkampen werd er een oudermiddag gehouden. Zo ook op het zomerkamp in Vierhouten. Er werd een songfestival voor de verkenners en de bijbehorende familieleden georganiseerd. Omdat iedereen een liedje moest zingen, kon de leiding kon niet achterblijven. Onder aanvoering van aalmoezenier Pannekoek werd op de melodie van het bekende lied Aan de Oever van de Rotte, een lied met de titel Aan de Oever van de Dnjepper ingestudeerd. De leiding bracht als Don Kozakkenkoor dit lied aan de ouders ten gehore.
- Nistelrode
Op het kampterrein in Nistelrode was er geen water op het kamp aanwezig. Geert Zwartkruis, die destijds in de bouw werkte, wist een pomp op de kop te tikken. Een weekend voor het zomerkamp werd deze pomp geslagen. Na het slaan van de pomp is een watermonster naar de heer Offermans op het laboratorium van de Heinz-fabriek gebracht. Hij onderzocht het watermonster. Toen bleek dat het water goed was, kon de verkennergroep het hele kamp van deze zelfgeslagen pomp gebruik maken. Na het kamp is de pomp weer opgehaald.
- Mill
Op het kampterrein in Mill was ook geen water aanwezig. Geert Zwartkruis is toen enkele aannemers in de buurt afgegaan en had ongeveer een 100 tot 200 meter rubberen slang weten te bemachtigen. Vanaf de nabijgelegen boerderij van de familie Nabuurs werd het water dwars door het land naar het kampterrein getransporteerd. Waar de verkennerstroep echter geen rekening mee had gehouden was het hete weer. Het gevolg was dat de verkenners thee met een rubbersmaakje” dronken; soep met een rubbersmaakje aten en aardappels in water met een rubbersmaakje kookten. Op elk kamp werd gehiket. Gebruikelijk was dat de leiding dan ging koken. De verkenners hadden op het zomerkamp in Mill de hele week al de wens uitgesproken dat ze pannenkoeken wilden eten. De leiding is toen de hele dag in touw geweest om, ondanks het warme weer, pannenkoeken voor de verkenners te bakken.
Geldacties[bewerken | brontekst bewerken]
In deze periode van de geschiedenis van de groep is het begin van de Speculaasactie, in navolging van de verkoop van oliebollen door andere verenigingen. De eerste jaren bakte banketbakker Janssen uit Elst de speculaaspoppen. Deze speculaaspoppen werden in veilingkisten aangeleverd. De leiding pakte deze poppen vervolgens in. In die tijd waren er nog geen stickers, maar werd er een gestencild briefje in de zakken van de speculaaspoppen gestoken.
Eind jaren zestig ging de leiding, onder aanvoering van Henk van Beek, deze poppen zelf bakken. De speculaaspoppen werden gebakken in een bakkerij in Oosterbeek, waar Henk toen als bakker werkte. Toen deze bakkerij stopte, ging Henk van Beek bij bakkerij Klappers in Arnhem werken. Het bakken van de speculaaspoppen verhuisde gewoon met Henk mee naar Arnhem.
Naast de speculaasactie nam de St. Werenfridusgroep deel aan de landelijke actie Heitje voor een Karweitje. Deze actie werd georganiseerd door het Nationaal Hoofdkwartier van de Katholieke Verkenners in Den Haag.
St. Jorisdag[bewerken | brontekst bewerken]
Op Sint Jorisdag waren de verkenners ook in deze periode van de groepsgeschiedenis verplicht om de hele dag het uniform te dragen (ook op school). De Sint Jorisdag werd in principe altijd op 23 april gehouden, behalve als dit een keer niet goed uitkwam (zondagen).
Bij het uniform hoorde een stok. Deze zgn. verkennersstok was handig als de verkenners over een muurtje wilden klimmen. De verkennerstokken werden met inkepingen versierd. Daarnaast had elke patrouille een patrouillevlag. De leiding had een stok met een wig. Elke verkenner had ook een verkennersboekje, waarin de eisen van de klasse-eisen en de vaardigheidsinsignes voor de verkenners afgetekend werden.
Speltakken[bewerken | brontekst bewerken]
De groep heeft de volgende speltakken:
- Bevers- 5 tot 7 jaar
- Kabouters (Welpen meisjes)- 7 tot 11 jaar
- Welpen (Welpen jongens) - 7 tot 11 jaar
- Gidsen (Scouts meisjes)- 11 tot 15 jaar
- Verkenners (Scouts jongens) - 11 tot 15 jaar
- Explorers- 15 tot 18 jaar
- LingeSTAM (Roverscouts) - 18 tot 99 jaar
Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]
De groep doet mee aan ... en organiseert ...