Ten Einde Raad
Ten Einde Raad was een brochure geschreven in protest tegen de interne organisatie van De Nederlandse Padvinders.
Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
De Nederlandse Padvinders was in 1915 ontstaan door een fusie van De Nederlandsche Padvindersbond en De Nederlandsche Padvindersorganisatie, die daarvoor ieder voor zich claimden de ware Padvindersbeweging voor Nederland te zijn. De tegenstellingen tussen deze twee verenigingen waren van principiële aard en de tegenstellingen waren scherp[1]. De beide stromingen waren wel in een organisatie terecht gekomen, maar de meningsverschillen waren niet opgelost. De stromingen bleven met elkaar ruziën, de organisatie was haast onbestuurbaar en groeide niet groter als rond de 4000 leden. In 1927 werd de organisatiestructuur van een democratische burgerlijke vereniging omgezet naar een hiërarchisch corps onder leiding van de hoofdverkenner. Het lijkt erop de leidersvergadering geen andere uitweg zag en de omzetting min of meer als tijdelijk beschouwde tot alles goed zou lopen. De omzetting werd gebracht als een onderdeel van het meer volgen van de lijn die Baden-Powell had uitgezet. Het leek een groot succes te zijn, het aantal padvinders meer dan verviervoudigde zich in 10 jaar en mede door de Wereldjamboree van 1937 in Nederland sloten alle grote en kleine scoutingorganisaties zich aan bij de NPV. De Katholieke Verkenners vormden kort na de Wereldjamboree wel een eigen organisatie maar beloofden exact de NPV te volgen. Tussen 1940 en 1945 was Nederland bezet door Duitsland. Na de bevrijding was de algemene geest in Nederland dat men verenigd het land weer moest opbouwen.
De ondertekenaars waren: D. Frijlink, Amsterdam; A. Kooger, Amsterdam; K.A.M. Vermeulen Windsant, Amsterdam[2]; F. Wafelbakker, Amsterdam[3]; J.B. Maree, Delft[4]; P.J. Roda, Delft[5]; B. Reitsma, Eindhoven[6]; dr. P.C.P. Huysers, ’s-Gravenhage[7]; drs. M.J. Hartgerink, Groningen[8]; W.E. Scheepmaker, Groningen; drs. D.J. Roorda, Haarlem[9]; J. Seyffert jr, Haarlem; L.G. Smit, Haarlem; ir. J. van Dullemen, Hilversum; O. Hamburg, Hilversum[10]; K.B. Ruig, Hilversum; W. Hoogenstrijd, Rotterdam; C.N. Kloppert[11], Rotterdam; L. Mans, Rotterdam; J.B.C. van Veen, Rotterdam; J. Hogewoning, Utrecht; C.J. Kievit, Utrecht; H. Timmerman, Utrecht; P. Bodeker, Winschoten.
Op het leidersconvent, gehouden te Amersfoort op 20 Mei 1950 werd door de hoofdcommissaris een commissie van onderzoek ingesteld met als leden de heren oubaas J.J. Buitendijk, S. van Egten, hopman M.J. Hartgerink, hopman J.W.H. Kalkman (secretaris) en oubaas H.Th. Nieuwenhuijsen (voorzitter). Het leidersconvent benoemde een commissie ter voorbereiding van de statutenwijziging met als leden: mr. J.H. Ammeraal, drs. M.J. Hartgerink en J. van Someren[12].
Bronnen en referenties
- ↑ Weest Paraat, 1950-07
- ↑ Stadsarchief Amsterdam
- ↑ Haarlem's Dagblad, 12 mei 1948
- ↑ Weest Paraat, 1951-04
- ↑ Weest Paraat, 1951-03
- ↑ BS-Eindhoven, Registers van overlijdensakten
- ↑ Haags Gemeente Archief
- ↑ Weest Paraat, 1940-03
- ↑ Weest Paraat, 1948-08
- ↑ Overlijdensakten van de gemeenten in de provincie Noord-Holland
- ↑ Weest Paraat, 1940-09
- ↑ Weest Paraat, 1950-09