Wachtschip

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken

Een wachtschip - schip van de wacht - is het moederschip van een waterscoutinggroep. Anno 2008 zijn er binnen Scouting Nederland 54 wachtschepen langer dan 20 meter in gebruik, dus niet alle waterscoutinggroepen hebben een wachtschip, de meeste hebben wel een sleper. In België en Nederland is een wachtschip vaak een oud vrachtschip, maar het kan ook een oud passagiersschip zijn.

De Boekanier afvarend op de Nieuwe Maas voor de kop van de Hollandse IJssel

Belangrijk bij een wachtschip[bewerken | brontekst bewerken]

Een wachtschip is een kostbaar bezit, zowel in geld als in tijd. Het vraagt veel extra aandacht, omdat het niet vanzelfsprekend is dat er mee gevaren kan worden. Het schip moet technisch in orde zijn en de bemanning moet over de vereiste papieren beschikken. Veiligheid is een eerste vereiste.

Voor een overzicht van wachtschepen zie de lijst van wachtschepen of de categorie "wachtschip".

Gebruik[bewerken | brontekst bewerken]

In België en Nederland heeft een groep vaak een wachtschip als het niet goed mogelijk is om een gebouw voor de groep te hebben op een plaats waar ook gevaren kan worden. Andere redenen van gebruik zijn vervoer- en transport van, naar en tijdens kampen.

Een wachtschip is voor een scoutinggroep een prachtig middel om de continuïteit in de vereniging te bevorderen. Scouts komen aan boord op jonge leeftijd en groeien in de watersport tot ze zelfstandig kunnen wrikken, roeien en zeilen, meestal met lelievletten. Daarna hebben ze de mogelijkheid met een groot schip te leren varen. Daarbij komen alle bekwaamheden en verantwoordelijkheden samen. Een wachtschip is vaak een voortdurende bron van werk voor een loodsenstam. In sommige landen zoals de Verenigde Staten heeft een waterscoutinggroep een groot zeilschip waar de hele groep gezamenlijk op zeilt, maar dit komt in België en Nederland niet voor.

Het schip[bewerken | brontekst bewerken]

Van oudsher worden er eisen gesteld aan wachtschepen van 20 meter en langer.

Eisen vanuit Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Om op water te mogen varen waar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart de regels bepaalt hangt het van het "Reglement betreffende het onderzoek van schepen op de Rijn 1995" af aan welke eisen een schip moet voldoen. Als een schip een voormalig bedrijfsvaartuig is en onder het begrip "historisch schip" valt, zijn andere regels dan voor de overige vaart van toepassing.

ENI-Nummer

Het ENI-nummer (European Number of Identification, nl: Europees Scheepsidentificatienummer) is het officiële 8-cijferige nummer in de Rijnvaart. Omdat de meeste binnenvaart schepen in Europa op hun reis de Rijn kunnen tegenkomen is het oude “Europanummer” op alle schepen van 20 meter en langer of met een blokvolume van 100 m3 of meer, aangebracht, sinds 1 februari 1987. Het ENI-nummer vervangt het Europanummer per 1 oktober 2007. Het nummer blijft bij het schip ook als het buiten Europa wordt verkocht.

Veel wachtschepen zijn langer dan 20 meter en hebben een ENI-nummer.

Eisen vanuit Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland volgt voornamelijk de eisen zoals die door de CCR zijn opgesteld. Ze zijn te vinden in de "Binnenvaartwet", het BPR.

RPR

Op de Rijn, van het Zwitserse Bazel tot de uitmonding in de Noordzee, als ook de Nederrijn, Boven-rijn, Pannerdensch Kanaal, Lek en de Waal is het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) van toepassing.

Overige

Op ander wateren in Nederland zijn ook andere reglementen van toepassing,[1]

  • Kanaal Gent-Terneuzen - Scheepvaartreglement Kanaal Gent Terneuzen (SRKGT)
  • Westerschelde - Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW)
  • Eems en Dollard - Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE)
  • Belgisch/Nederlandse grens Maas - Scheepvaartreglement Gemeenschappelijke Maas (SRGM)

Extra vanuit Scouting Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de externe links staan de "vinklijsten", zoals die door de keurmeesters van Scouting Nederland worden gebruikt.

De bemanning[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat er in de beroepsvaart tegenwoordig veel in continudienst wordt gevaren zijn er soms meerdere schippers aan boord. Slechts één (1) daarvan is volgens de wet de gezagvoerder. Dat is degene die de verantwoording draagt voor de veilige vaart. Van oudsher worden er eisen gesteld aan de vakbekwaamheid van een gezagvoerder van een schip.

Eisen vanuit Europa[bewerken | brontekst bewerken]

  • Om op water te mogen varen, waar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart de regels bepaalt, hangt het van het "Besluit reglement patenten voor de scheepvaart op de Rijn" af over welk patent een gezagvoerder moet beschikken.

Eisen vanuit Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

  • Voor de rest van het Nederlands vaarwater moet een gezagvoerder over een vaarbewijs beschikken.

Voor een schip met een lengte van vijftien meter of meer dat niet bedrijfsmatig gebruikt wordt is een klein vaarbewijs vereist. Er zijn twee typen klein vaarbewijs:

    • Klein vaarbewijs I: vaarbewijzen voor rivieren, kanalen en meren, dat wil zeggen: de binnenwateren met uitzondering van de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard, het IJsselmeer, het IJmeer en het Markermeer met uitzondering van de Gouwzee.
    • Klein vaarbewijs II: vaarbewijzen voor alle binnenwateren.

Sinds de Binnenvaartwet van kracht is geworden, is het bij schepen die een lengte hebben tussen 20 en 40 meter voldoende dat de gezagvoerder in het bezit is van een beperkt groot vaarbewijs. Ook daar zijn twee typen:

  • Beperkt groot vaarbewijs A, voor de vaart op alle binnenwateren (AB)
  • Beperkt groot vaarbewijs B, voor de vaart op rivieren, kanalen en meren (RKM)

De kennis en de bekwaamheid om het schip te voeren moet worden aangetoond op een examen, dat verschilt naar gelang het soort en het type vaarbewijs. Voor het klein vaarbewijs hoeft geen praktijkproef te worden gedaan, bij het beperkt groot vaarbewijs zal dat wel het geval zijn.

Eisen vanuit België[bewerken | brontekst bewerken]

In België dient iedere bestuurder van een schip langer dan 15 meter in het bezit te zijn van een stuurbrevet. Er zijn 2 soorten stuurbrevetten:

  • Beperkt stuurbrevet, geldig voor alle Belgische scheepsvaartwegen met uitzondering van de Beneden-Zeeschelde,
  • Algemeen stuurbrevet, daarmee mag op alle Belgische scheepvaartwegen gevaren worden.

Voorwaarden voor het behalen van het stuurbrevet:

  • Minimaal 18 jaar oud zijn
  • in goede gezondheid (attest vereist vanwege een geneesheer)
  • Slagen in het theoretische examen
  • Attest van minimaal 12 uur praktijkervaring (of 6u door een erkende organisatie)

Extra vanuit Scouting Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

insigne MBL M3
  • Het CWO-Certificaat Grote Schepen (Het vroegere MBL-M3.) Voor Nederland geldt dat Scouting zich heeft aangesloten bij de Commissie Watersport Opleidingen (CWO). Dat betekent dat daarmee de MBL-diploma's zijn afgeschaft. De MBL-insignes blijven gewoon bestaan. Bij een MBL zit immers de verantwoording voor boot en bemanning inbegrepen (dus de nadrukkelijke goedkeuring en handtekening van de schipper). Dit kent het CWO niet. De inhoud en kwaliteit van de examens wordt gezamenlijk bewaakt door met de landelijke nautische technische commissie (LNTC) en het CWO.
Certificaat md.png
  • Naast iemand die het MBL-M3 bezit dient er aan boord van een wachtschip een tweede persoon aanwezig te zijn die in het bezit is van het certificaat Motordrijver (MBL-MD)

Extra vanuit Scouts en Gidsen Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]

  • ...

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.