Geschiedenis Scouting: verschil tussen versies

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
(→‎Scouting in België: oude Overkoepelende organen)
(→‎Scouting in België: Hexagoon was de voorloper van de GSB, las ik vanochtend in een artikel van het belgische scoutsmuseum (zie bronnen))
Regel 62: Regel 62:
[[Interfederale Scoutsbond van België]] (ISB) [[1940]]?-? (Jongens) <br>
[[Interfederale Scoutsbond van België]] (ISB) [[1940]]?-? (Jongens) <br>
[[Nationale Verbindingsraad van de Gidsenbewegingen in België]] (N.V.R.) [[1932]]?-? (meisjes) <br>
[[Nationale Verbindingsraad van de Gidsenbewegingen in België]] (N.V.R.) [[1932]]?-? (meisjes) <br>
[[Verbindingsraad der Gidsen- en Scoutsbewegingen van België]] (Hexagoon) ?-? <br>
[[Verbindingsraad der Gidsen- en Scoutsbewegingen van België]] (Hexagoon) ? - [[1979]] <br>
[[Gidsen- en Scoutsbeweging in België]] (GSB): [[1979]] - nu
[[Gidsen- en Scoutsbeweging in België]] (GSB): [[1979]] - nu



Versie van 19 feb 2007 17:28

Dit artikel beschrijft beknopt enkele belangrijke momenten uit de Geschiedenis van Scouting.

De oprichting van Scouting[bewerken | brontekst bewerken]

Robert Baden-Powell is officier in het leger en verblijft vooral in India en Zuid-Afrika Hier krijgt hij een voorliefde voor het "flanel shirt" militaire verkennersleven. In 1903 schrijft hij hierover het handboek "Aids to Scouting". Nadat hij in Engeland een held wordt tijdens een lange bezetting van het Zuid-Afrikaanse stadje, slaat het boek aan bij de Engelse jeugd, dat met veel plezier "B.P."-tje speelt.

Scouting voor jongens[bewerken | brontekst bewerken]

De kaft van het boek "Scouting for Boys"

In 1907 bezoekt Baden-Powell een jongensvereniging, de "Boys Brigade". Het militaire programma lijkt hem te saai en hij merkt op dat ze veel meer jongens kunnen trekken met een aantrekkelijker programma. Hij denkt hierbij ongetwijfeld aan zijn verkenners-hobby. De leiders vragen hem om zijn ideeen op papier te zetten en hij begint een studie naar allerlei bestaande programma's. Als belangrijkste onderdeel zet hij het verkennen om in niet-militaire "vredes"verkenners, een mannenleven in de vorm van een jongensspel. Als test organiseert Baden-Powell met 22 jongens in 1907 een kamp op Brownsea Island en publiceert daarna in 1908 het boek Scouting for boys in goedkope losse hoofdstukjes, de "Yarns" ("kampvuurverhalen"). Scouting is bedoeld als een spel dat bestaande verenigingen zoals Boys Brigade en YMCA kunnen gebruiken, maar daar slaat het niet echt goed aan. Echter overal beginnen groepjes jongens eigen patrouilles op te richten en in alle haast moet een aparte Scouting-organisatie worden ingericht. Er ontstaat een ware "scoutingbeweging" in Engeland, en de Engelse koning Edward vraagt Robert Baden-Powell in 1909 om al zijn aandacht aan deze nieuwe beweging te schenken. Hij ontwikkelde kort daarop met hulp van zijn broer Warington de zeeverkenners en later met hulp van zijn broer Baden de luchtverkenners.

In de periode tussen 1911 en 1913, begint Robert Baden-Powell met verre reizen, met als doel het starten van scoutinggroepen op alle vijf de werelddelen.

Aanvankelijk richt de scoutingbeweging zich ruwweg op jongens in de leeftijd 10 tot zo'n 15 jaar. In 1914 beginnen in Engeland de '(Wolf) Cubs'. Hiervoor wordt in 1916 het "Wolf Cub's Handbook" gepubliceerd, dat geschreven is met medewerking van Rudyard Kipling, de schrijver van het Jungleboek. In 1917 ontstaan in Engeland de "Senior Scouts" die in 1919 overgaan in "Rover Scouts", in een poging de jongeren die te oud zijn geworden voor verkenner vast te houden. Achterliggende gedachte is onder meer dat op deze manier de verliezen onder de leiders door de Eerste Wereldoorlog na verloop van tijd aangevuld zouden kunnen worden.

Scouting voor meisjes[bewerken | brontekst bewerken]

In september 1909 wordt de eerste grote scoutingrally in London gehouden. Er verschijnen tot ieders verbazing niet minder dan 11.000 boy scouts en bovendien enkele meisjespadvinders in zelfbedachte uniformen. Dat is het signaal om ook Scouting voor meisjes te gaan organiseren. In Londen wordt begin 1910 officieel begonnen met Scouting voor meisjes: de Girl Guides Association wordt er opgericht onder leiding van Agnes Baden-Powell, de zuster van Robert.

Rond 1916 komt de schatrijke Amerikaans Engelse mrs. Julliette Low, die in de Verenigde Staten een omvangrijke meisjesclub leidt, onder de indruk van Baden-Powells werk en sticht de 'Girl Scouts of America'. Dit heeft grote invloed op de ontwikkeling van Guiding in vele andere landen.

Ter ondersteuning voor de meisjesscouting schrijft Baden-Powell rond die tijd het boek "Girl Guiding - Rovering to Success".

In 1928 wordt de WAGGGS opgericht, een overkoepelende, internationale organisatie voor meisjesscouting. Lady Baden-Powell, de echtgenote van Baden-Powell, wordt enkele jaren later unaniem uitgeroepen tot "World Chief Guide" van deze organisatie.

Internationale activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Door zijn ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog komt Baden-Powell op het idee dat de scoutingbeweging volken over hun grenzen heen bijeen kan brengen, door tijdens internationale bijeenkomsten de nadruk te leggen op onderlinge verstandhouding en wederzijds begrip. Dit leidt in 1920 tot de allereerste editie van de wereldjamboree. Ook wordt dat jaar de eerste internationale conferentie gehouden; de oprichting van de Boy Scouts International Conference.

Andere internationale initiatieven uit die beginjaren zijn een internationaal scoutingblad (1921) en het eerste internationale scoutingcentrum; het Internationaal Scout Chalet in Kandersteg, te Zwitserland (1925). Wanneer in 1922, tijdens de 2de internationale conferentie in Parijs, de eerste internationale commissie gekozen wordt, zijn er 30 landenorganisaties vertegenwoordigd. Uit de eerste wereldwijde telling van leden van scouting blijkt dat er op dat moment 1.019.205 leden in 31 landen tot de scoutingbeweging behoren.

Verdere ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

In de periode die volgt, ontspruiten er snel allerlei initiatieven. Zo maakt Baden-Powell in 1919 een start met de Gilwelltraining, wanneer de scoutingbeweging het Londense buitenterrein "Gilwell Park" geschonken krijgt. Trainingen buiten de Britse landsgrenzen zouden spoedig volgen. In 1919 verschijnen er ook nieuwe boeken van Baden-Powell, waaronder het 'The Wolf Cub's Handbook' dat met Rudyard Kipling geschreven wordt.

Scouting in België[bewerken | brontekst bewerken]

Belgische scoutingorganisaties (onvolledig)

Meisjes
Baden Powell Belgian Girl Guides (BPBGG): 1915 - 1929
Associatie der Katholieke Padvindsters van België (KPB): 1929 - 1945
Guides Catholique de Belgique (GCB): 1929 - ?
Girl-Guides de Belgique (GGB): 1919 - 1945
Blauwe Gidsen: 1939 - 1945
Katholieke Meisjesgidsen van België (KMGB): 1945 - 1961
Vlaams Verbond der Katholieke Meisjesgidsen (VVKM): 1948 - 1973

Jongens
Belgian Catholic Scouts (BCS): 1910 - 1912
Boy Scouts de Belgique (BSB): 1910 - 1945
Baden Powell Belgian Boy Scouts (BPBBS): 1912 - 1916
Baden Powell Belgian Boy and Sea Scouts (BPBBSS): 1916 - 1930
Vlaams Verbond der Katholieke Scouts (VVKS): 1930 - 1973
Fédération des Scouts Catholiques (FSC): 1930 - 1999
Les Scouts – Fédération catholique des Scouts Baden-Powell de Belgique 1999 - nu

Gemengd
Boy-Scouts et Girl-Guides de Belgique (BSB-GGB): 1945 - 1966
Fédération des Eclaireurs et Eclaireuses (FEE): 1966 - 1992
Federatie voor Open Scouting (FOS): 1966 - nu
Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen (VVKSM): 1973 - 2006
Scouts en Gidsen Vlaanderen (SGV): 2006 - nu
Scouts et Guides Pluralistes de Belgique (SGP): 1992 - nu

Overkoepelende organen
Interfederale Scoutsbond van België (ISB) 1940?-? (Jongens)
Nationale Verbindingsraad van de Gidsenbewegingen in België (N.V.R.) 1932?-? (meisjes)
Verbindingsraad der Gidsen- en Scoutsbewegingen van België (Hexagoon) ? - 1979
Gidsen- en Scoutsbeweging in België (GSB): 1979 - nu

Na Engeland slaat scouting ook in andere landen aan, waaronder in België. In 1910 wordt de eerste pluralistische scoutsvereniging, de Boy-Scouts de Belgique (BSB) opgericht. In 1912 richt de eerwaarde Heer Jules Petit in Brussel de Belgian Catholic Scouts (BCS) op de naam aannemen van de Baden-Powell Belgian Boy-Scouts (BPBBS). Die in 1913 wordt omgevormd tot B.P.B.B.S. (Baden-Powell Belgian Boy Scouts), met met J. Corbisier als eerste Chief-Scout.

Scouting wordt in België op twee manieren onthaald: enerzijds is er de wantrouwige Vlaming, anderzijds is er de wildenthousiaste Waal. Het is dan ook evident dat er in Vlaanderen enkel patronaatsgroepen ontstaan die zich openlijk distantiëren van het militarisme dat scouting met zich meedraagt.

De eerste Vlaamstalige groep wordt opgericht in Antwerpen, door Georges de Hasque, onder de naam "de 1e Antwerpen", erkend door BPBBS. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het scoutisme in België verboden maar bleef clandestien verder werken. De eerste meisjesafdeling van scouting wordt, olv. Pater M. Verpoorten in 1915 opgericht in de Brusselse Marollenwijk. De ‘Baden-Powell Belgian Girl Guides’ (BPBGG) zijn een feit. In 1916 sticht de eerder genoemde Georges de Hasque de eerste Vlaamse zeescoutsgroep te Antwerpen. Hierdoor wordt voortaan gesproken van de BPBBSS ofwel de "Baden-Powell Belgian Boy and Sea Scouts". In 1918 ontstaat het eerste Vlaamse tijdschrift ‘De Scout’. In 1919 wordt de eerste Vlaamse groep in Leuven opgericht, onder leiding van E.H. De Neuter, later eerste verbondsaalmoezenier van VVKS.

Om hun uitbreiding in Vlaanderen beter te begeleiden, beslissen de katholieke scouts om zich op te splitsen in twee autonome taalafdelingen vanaf 1929: de Fédération des Scouts Catholiques (FSC) voor de Franstaligen en het Vlaams Verbond der Katholieke Scouts (VVKS) voor de Nederlandstaligen. In de jaren dertig, evenals in de loop van de Tweede Wereld Oorlog, groeien de scoutsbewegingen tot bijna 45.000 scouts in 1945. In dat jaar verenigen de pluralistische scouts en gidsen zich in de Boy-Scouts en Girl-Guides de Belgique (BSB-GGB). De BSB-GGB splitst in 1966 in een franstalige Fédération des Eclaireurs et Eclaireuses (FEE), die de Scouts et Guides Pluralistes (SGP) van België wordt in 1992, terwijl de Nederlandstaligen zich groeperen in de Federatie voor Open Scoutisme (FOS). In 1973 verenigen VVKS en de VVKM om het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen (VVKSM) te vormen, die in 2006 Scouts en Gidsen Vlaanderen wordt. In 1999 wijzigt het FCS haar naam in Les Scouts – Fédération catholique des Scouts Baden-Powell de Belgique .

Zie ook:

Scouting in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Scoutingorganisaties[bewerken | brontekst bewerken]

Nederlandse scoutingorganisaties
vóór de fusie in 1973

Meisjes
Eerste Nederlandse Meisjes Gezellen Vereeniging (ENMGV), 1911 - ?
Nederlandsche Meisjesgilde (NMG): 1916 - 1933
Nederlandse Padvindstersgilde (NPG): 1933 - 1973
Nederlandse Gidsenbeweging (NGB): 1945 - 1957
Nederlandse Gidsen (NG): 1957 - 1973

Jongens
Nederlandse Padvindersorganisatie (NPO): 1911 - 1915
Nederlandse Padvindersbond (NPB): 1912 - 1915
De Nederlandse Padvinders (NPV): 1915 - 1973
Katholieke Verkenners (KV): 1930 - 1973
(enige jaren onder de naam VKJB)
Padvinders Vereniging Nederland (PVN): 1933 - 1940

Overkoepelende organen
Nationale Padvindstersraad: 1946 - ?
Nationale Padvindersraad: 1938 - 1968
De federatie "Scouting Nederland": 1968 - 1973

Na Engeland slaat scouting ook in andere landen aan, waaronder in Nederland. De eerste scoutinggroep wordt opgericht in december 1910 en vele groepen volgen. De leeftijdsgroepen (speltakken) waarin het scoutingprogramma wordt uitgevoerd, wordt in die beginjaren voor een groot deel rechtstreeks gekopieerd van de Engelse organisatie. Mede door de invloed van de verzuiling worden er in Nederland meerdere landelijke scoutingorganisaties opgericht om de belangen van de plaatselijke scoutinggroepen te behartigen. In 1973 fuseren de organisaties tot Scouting Nederland. Voor het structureren van de landelijke organisatie wordt Nederland verdeeld in gewesten en districten. Deze structuur wordt in 2002 door steunpunten en regio's vervangen.

Sinds 1915 fungeert er steevast een lid van het koninklijk huis als beschermheer van Scouting Nederland.

Zie ook:

1940-1945: Scouting in oorlogstijd[bewerken | brontekst bewerken]

Padvindersorganisaties ontbonden.gif

Toen de Nazi's Nederland in 1940 binnenvielen, heerste er grote onzekerheid binnen de verschillende jeugdbewegingen van Nederland. Het was immers bekend dat in Duitsland de Nazi's, na de machtsovername van januari 1933, alle Scoutingorganisaties hadden verboden en de jeugd hadden gedwongen deel te gaan uitmaken van de Hitler Jugend (voor jongens) en de Bund Deutscher Mãdel (voor meisjes). In het door hen geannexeerde Oostenrijk was Scouting onmiddellijk verboden en de leiding was naar het concentratiekamp Dachau gezonden. Hetzelfde lot onderging de Tsjechoslowaakse organisatie terwijl in Polen Scouting onmogelijk werd gemaakt en verboden. Feitelijk verwachtte men in Nederland niet anders. Het werd een angstig afwachten, maar in eerste instantie gebeurde er niet veel. De Nederlandse padvind(st)erverenigingen bleven zo goed als het ging verder functioneren. Activiteiten buiten waren echter nagenoeg niet mogelijk. Het kamperen werd verboden evenals het houden van kampvuren en het, in het openbaar, gebruik van kaart en kompas, maar verder niets.

De Duitse Nazi's waren van mening dat Nederland feitelijk nog tot het Duitse Rijk diende te behoren, door hun gezamelijke germaanse wortels. In de jaren 1940/1941 begon men maar vast met "De Gelijkschakeling", het streven naar eenheid van het Nederlandse volk, om het als geheen makkelijk bij Duitsland in te kunnen lijven. In dat streven naar eenheid werden eerst alle politieke partijen en de daarbij behorende jeugdorganisaties opgeheven (behalve het Zwart Front en de NSB met haar National Jeugdstorm (NJS)), daarna was het de bedoeling om ook de Nederlandse jeugd "gelijk te schakelen", door één Nederlandse jeugdorganisatie te creëren. De leiding van alle niet-politieke jeugdorganisaties (waaronder scouting) werd uigenodigd voor een vergadering waarop gesproken zou worden over de toekomst van de "aan haar leiding toevertrouwde jeugd." Ook de Nationale Padvinders Raad gaf gehoor aan deze oproep. De leiding van de Nationale Jeugdstorm zette de plannen uiteen. Men stelde voor dat alle organisaties, inclusief de NJS, zich zouden ontbinden om dan daarna samen een echte, zuiver Nederlandse jeugdbeweging op te richten. Tot verbazing van de NJS was men niet enthousiast en bleken meerdere bijeenkomsten nodig. De Nederlandse Padvinders Raad weigerde iedere medewerking. Overigens werd niet door iedereen de opinie gedeeld dat het oprichten van één nationale jeugdbeweging een slecht idee was. Eén van hen was Ernst Zilver, leider bij de Amsterdamse Jan van Nassaugroep. Na de Duitse inval stak hij - oorspronkelijk zeer oranjegezind, maar daarin erg teleurgesteld na de vlucht van het Koninklijk huis naar Engeland - zijn sympathieën voor de NSB niet onder stoelen of banken. Toen de Nederlandse Padvinders voet bij stuk hield, en niet wilde opgaan in één grote jeugdbeweging, besloot hij met zijn hele groep (of wat daar inmiddels nog lid van was) het lidmaatschap van koepelvereniging NPV op te zeggen en over te stappen naar de NJS. Landelijk gezien waren er onder de padvinders echter maar heel weinig overlopers.

Op 2 april 1941 nam de bezetter het besluit tot het verbod van Scouting en op 9 april verscheen in de dagbladen een A.N.P.-bericht dat de scoutingorganisaties verboden en ontbonden waren. In het bericht stond onder meer als reden genoemd dat de Nederlandsche padvinders (...) centraal vanuit het internationale padvindersbureau te Londen geleid werden en een actief instrument der Britsche cultureele en politieke propaganda waren (zie afbeelding).

De topleiders en leidsters van de Vereniging de Nederlandse Padvinders, de Katholieke Verkenners en het Nederlandse Padvindsters Gilde en enkele nog bestaande "vrijbuiters-organisaties", oa de Vierkant en Driehoek Clubs, werden van hun bed gelicht. Opgesloten en verhoord door de Gestapo en de Sicherheitsdienst. De Nationale Hoofdkwartieren werden verzegeld. Administratie, archieven en andere zaken werden in beslag genomen, verwijderd en verbrand. Ook de Scout Shops en de Gilde Winckels werden gesloten en alle goederen verwijderd en vernietigd. In enkele plaatsen werden manschappen van de marechaussee door de Sicherheitsdienst ingeschakeld. Deze wisten dit kort van te voren en daar er ook onder hen padvinders of oud-padvinders waren haalden zij, voor de officiële dag van inbeslagname, al een enkele Scout Shops leeg. Alles werd opgeslagen in de marechausseekazerne en kwam bij de Bevrijding weer beschikbaar. (Dit gebeurde bv in Breda). Dit uiteraard niet zonder risico.

Na de oorlog verscheen deze advertentie in de Volkskrant van Amsterdam, een oproep aan alle Verkenners om zich te melden en te helpen.

Ook de groepshuizen werden verzegeld. De meeste groepen hadden dit alles min of meer zien aankomen en hadden hun tenten en ander materiaal verdeeld over de leden, zo dat deze het thuis konden bewaren. De gebouwtjes, met wat er nog in lag, werden in beslag genomen en verzegeld en later, met inhoud overgedragen aan de NJS of de Duitse Hitler Jugend. Die gooiden al het niet bruikbare in het vuur en zo ging er veel waardevols verloren. Van de padvinders kon men zeggen: men stond er bij en men keek er naar. Was kwaad zo niet woedend maar machteloos. Hier en daar ging een groepshuis plotseling in vlammen op.

Desondanks bleven sommige scouts ondergronds toch doorgaan met hun verenigingsverband. Het werk met de welpen en kabouters werd - als zijnde te gevaarlijk - opgegeven doch de oudere verkenners en padvindsters, de voortrekkers en pioniers (boven de 18) en de leden van de Broederschap van Oud-Padvinders bleven elkaar ontmoeten en bleven bijeenkomsten houden zij het op beperkte schaal. Meestal per patrouille of ronde bij iemand thuis. Het verboden uniform werd ter plekke uit de tassen gehaald en aangetrokken. Deze bijeenkomsten werden af en toe bezocht door één van de leiders of leidsters en zo hield men contact. In de zomer van 1941 waren er zelfs die op zomerkamp gingen. Men verbleef in schuren van goedwillende boeren of zette de tentjes op in een dicht bos.

De Nazi's, zowel de Duitse als de Nederlandse, waren gewend aan het 'Führerprinzip', dwz bevelen kwamen van "boven" en de ondergeschikten dienden ze precies uit te voeren zonder daarbij na te denken of een eigen mening te vormen. Toen de Nazi's Scouting verboden en ontbonden waren zij van mening dat met het verwijderen van de structuur en de topleiding de Beweging totaal in het niets zou oplossen. Men wist kennelijk niet dat Scouting juist was gebaseerd op het patrouillesysteem dat uitstekend kon werken zonder leiding van boven en daardoor bleef Scouting bestaan. En dit werd wel duidelijk toen in september 1944 van uit het Zuiden van het land de Bevrijding begon en toen, overal waar de Duitsers verdreven werden en de Bevrijders arriveerden, Scouting en Guiding onmiddellijk weer herleefden en padvinders en padvindsters in uniform weer op straat verschenen en hun activiteiten hervatten.

A.E. Oosterlee en mr. Jo Cals (de latere minister van Onderwijs en Minister-president) nemen de leiding in handen, en ook het NPV herrijst. Wanneer ook de rest van het land in 1945 bevrijd wordt, blijkt de scoutingbeweging nog altijd springlevend, en onder de jeugd is grote animo voor de vereniging. Op 4 juli wordt een vierde beweging opgericht: de Nederlandse Gidsenbeweging (NGB).

Bronnen en referenties

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.