Improvisatietheater: verschil tussen versies

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Geen bewerkingssamenvatting
k (Tekst vervangen - "http:\/\/(\w{2}).wikipedia.org" door "https://$1.wikipedia.org")
Regel 150: Regel 150:
* Filmpjes op Youtube van de televisieprogramma's "De Lama's" en "In goed gezelschap"
* Filmpjes op Youtube van de televisieprogramma's "De Lama's" en "In goed gezelschap"
* [http://sites.bnn.nl/page/lamas/]
* [http://sites.bnn.nl/page/lamas/]
* [http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Lama's_(televisieprogramma)]
* [https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Lama's_(televisieprogramma)]




[[Categorie:Spel]]
[[Categorie:Spel]]

Versie van 5 apr 2018 21:03

Dit artikel beschrijft improvisatietheater, ook wel bekend onder de naam theatersport. Er staan heel veel ideeën in het artikel die je kunt gebruiken als programma voor 15 jaar en ouder. Sommige onderdelen, zoals "het moordspel" zijn ook voor jongere leeftijdsgroepen geschikt, of geschikt te maken. Je kunt één of meerdere spellen doen als onderdeel van een normale opkomst / vergadering, maar ook als interactieve act of sketch bij het kampvuur.

De spel-ideeën hieronder zijn gebaseerd op die uit de Nederlandse televisieprogramma's "De Lama's" en "In goed gezelschap". Hierin staan er steeds zo'n 2 tot 4 spelers tegelijk op het toneel. Je kunt het publiek op verschillende manieren bij de sketches betrekken, of de spelers na iedere ronde omwisselen.

Uitleg

Improvisatietheater (ook wel bekend onder de naam "theatersport") is een vorm van gewoon theater, waarbij ter plekke dingen verzonnen worden over bepaalde onderwerpen, plaatsen, gebeurtenissen, personen enzovoort Welke onderwerpen, plaatsen enzovoort dit moeten zijn, ofwel de "ingrediënten" van het theaterstuk, worden door de spelleiding/jury gevraagd aan het publiek. De spelleiding/jury bepaalt uiteindelijk welke ingredienten het gaan worden. Afhankelijk van het spel dat de acteurs spelen wordt iets met deze ingrediënten gedaan. Eventueel kun je ook nog zorgen voor een kist met attributen en rekwisieten.

Er zijn verschillende spellen die allemaal apart worden uitgelegd, maar er zijn een aantal regels die in geen van de spellen overtreden mogen worden.

Regels

  • NIET BLOKKEREN – Als iemand iets zegt, dan is dat zo. Je kan niet meer zeggen dat het niet zo is. Als iemand zegt dat je een mooie roze trui aanhebt, dan heb je een mooie roze trui aan. Het is op dat moment verboden te zeggen dat dat niet het geval is.
  • NIET BELEDIGEN – Je mag geen mensen uit het publiek persoonlijk beledigen of de grond in stampen of op een of andere manier kwetsen.
  • JURY HEEFT GELIJK – Als de jury iets zegt hebben zij altijd gelijk. Je mag ze niet tegenspreken. Als de bel gaat tijdens een spel, stop je, ook al had je nog zoiets leuks in gedachten.
  • BEL IS GEEN RONDJE – Als de bel gaat, mag je geen "RONDJE!!!" roepen.

De straf voor overtreding van al deze regels is een solo-scene van 30 seconden over een onderwerp dat uit het publiek naar voren wordt gebracht. De Jury bepaalt wanneer er sprake van overtreding is.

Spelletjes

Allerslechtste Allertijden

De spelers beelden om de beurt uit wat volgens hen de allerslechtste .... is aller tijden. Ingredienten uit het publiek: onderwerpen voor de allerslechtste allertijden. Bijvoorbeeld de allerslechtste titel voor een boek, de allerslechtste openingzin in het café, de allerslechtste automobilist...

De beste manier om… (Iedereen)

Om de beurt loopt iemand uit de spelersgroep naar voren om de beste manier uit te beelden om een bepaald iets te doen.

  • Ingrediënten uit publiek: Een handeling

Datingshow

Drie spelers zijn de "datekandidaten". Zij krijgen vragen van de "vrijgezel", die aan de hand van hun antwoorden moet zien te achterhalen wie of wat zij zijn. Je kunt voor de date-kandidaten suggesties uit het publiek vragen. Je kunt de date-kandidaten desgewenst bij elkaar laten horen.

Diashow (4-6 personen)

Eén van de spelers is de verteller die een diashow laat zien. De andere spelers beelden de dia's uit. Bij elke nieuwe dia kiezen de andere spelers, de uitbeelders, een willekeurige pose. De verteller moet dan vertellen wat deze dia uitbeeldt. De verteller weet vantevoren niet wat de uitbeelders gaan neerzetten. Eventueel kun je bij het neerzetten van de dia steeds het licht even uitdoen, of een gordijn laten zakken, zodat de uitbeelders snel van pose kunnen wisselen.

  • variaties: geef vantevoren aan de verteller aan of de dia's een verhaal moeten vertellen, of dat het zomaar losse dia's zijn.

De dierenwinkel

Iemand moet in een dierenwinkel raden welk dier hij heeft gekocht en wat daar mis mee is door een gesprek te voeren met de eigenaar van de winkel. De eigenaar en het publiek weten wel welk dier het betreft en wat er mee aan de hand is. Vaak zijn het dieren die in verband staan met de "koper" of een rare gewoonte, zoals "een dressuurpaard dat net zo danst als ...", of "een aap die z'n baas na doet".

De dove DJ (2 personen)

Een persoon is de dove DJ, die een koptelefoon op krijgt, en niet hoort welke muziek er gedraaid wordt. Dan wordt er een lied afgespeeld, en een tweede persoon moet dit lied uitbeelden. De dove DJ moet na afloop aangeven wat ie ervan heeft begrepen en welk lied dit dan moet zijn.

  • Voorbereiden: enkele liedjes uitzoeken die de spelers waarschijnlijk wel kennen
  • Materialen: koptelefoon met harde muziek of iets anders dat geluid goed tegenhoudt, geluidsinstallatie

Doventolk (3 personen)

Een interviewer interviewt een geïnterviewde over een hobby, beroep of expertise van diegene. Een derde persoon is de "doventolk", die met mime uitbeeldt wat er gezegd wordt.

  • Ingrediënten van publiek: Hobby/beroep/expertise
  • Variatie: kies een hobby, beroep of expertise uit dat niet bestaat

De draaideur

De spelers staan in een vierkant en krijgen per twee een situatie of personage. Op de zoemer wordt het vierkant 90, 180 of 270 graden gedraaid en spelen de voorste twee spelers verder.

Drie in de pan (2 personen)

De twee personen spelen een scène met een locatie en een relatie vanuit het publiek van ongeveer 1 minuut. Daarna spelen ze de scène achtereenvolgens nog 3x, telkens met een andere emotie, die ook vanuit het publiek komt.

  • Ingrediënten van publiek: Een locatie, een relatie en (tussendoor) emoties

Eerste zin, laatste zin (4 personen)

De vier personen worden in tweetallen verdeeld, die elk een afzonderlijke locatie en relatie krijgen. De tweetallen spelen om de beurt een stukje uit hun scène, die ze beginnen met de laatste zin van het vorige tweetal. Gewisseld van spel wordt als de bel gaat. De houding moet bevriezen als de bel gaat, zodat als het tweetal weer aan de beurt is vanuit die houding verder gespeeld kan worden.

  • Ingrediënten uit publiek: 2 locaties en 2 relaties

Freeze stack (Iedereen)

In het begin zijn er twee spelers nodig en twee boetseerders. De twee boetseerders plaatsen de twee spelers in hun beginhouding. Vanuit die houding begint het spel en de spelers moeten iets met de houding doen. Het moet duidelijk worden van wat voor handeling de houding deel uitmaakt. Het publiek kan halverwege de scène klappen. Op dat moment bevriezen de spelers en wordt de speler die het langst in het veld staat vervangen door de klapper. Als het te lang duurt, klapt de jury en wijzen zij een vrijwilliger aan. De klapper neemt de houding aan van degene die weggaat, en begint vanuit die houding een compleet nieuwe scène. Degene die er als eerst uit is, eindigt uiteindelijk ook.

De gedachtenscène

Twee spelers spelen een scène, de twee anderen zeggen wat de twee spelers eigenlijk denken.

De gehandicaptenscene (Iedereen)

Twee teams van twee spelen een scène op een bepaalde locatie, waarin één medeklinker niet voor mag komen of moet worden vervangen door een andere medeklinker. Wordt de letter toch gezegd of wachten ze te lang, dan is de andere helft van het team aan de beurt. Halverwege kan de jury besluiten de locatie te veranderen.

  • Ingrediënten uit publiek: Een letter en meerdere locaties
  • Variatie: Hetzelfde, alleen mogen er nu alleen vragen aan elkaar gesteld worden.

Ik wil graag zien

Alle vier de spelers komen op een rij te staan. Er worden dan onderwerpen gegeven uit het publiek of van de presentator. Als een speler een leuke associatie denkt te hebben stapt hij naar voren en laat hij die zien. Als er geen inspiratie meer is wordt het onderwerp van Ik wil graag zien veranderd.

Het interview (3 personen)

Er is 1 interviewer en een gast in zijn talkshow. Deze gast zit op een stoel met een kleed erover heen. Erachter zit een 3e persoon die de armen van de gast speelt. Hij beeld uit waar de gast over verteld. De gast heeft tevens een bepaalde expertise / een bepaald beroep of hobby en hij heeft een voorwerp meegebracht. De interviewer vraagt hier naar.

  • Ingrediënten uit publiek: Een expertise / hobby / beroep, en een voorwerp

Interview achteruit

Twee of drie Spelers houden een interview, maar ze beginnen aan het eind. Ze moeten proberen naar het (gegeven) begin te werken.

De laatste minuut van

De spelers spelen de laatste minuut van iets na. Van een persoon of van een gebeurtenis. Als er geen inspiratie meer is volgt de laatste minuut van iets anders.

Nasynchronisatie (4 personen)

Twee mensen spelen een scene waarin ze een verhaal uitbeelden. Twee anderen kijken vanaf de zijkant en doen elk van 1 persoon de tekst / geluid.

  • Ingrediënten uit publiek: Lokatie, gebeurtenis of film

De powerpointpresentatie (5 personen)

Een persoon geeft een powerpointpresentatie, over een uitvinding die hij net heeft gedaan. De vier anderen tekenen op hun bordje een willekeurige afbeelding. De presentatie begint met een inleiding, en daarna draaien de anderen één voor één hun bordje om, waarbij de presentator de tekening op het bordje bij zijn verhaal moet gebruiken. Wanneer alle bordjes zijn omgedraaid, maken de tekenaars nog een tweede tekening. Deze bordjes worden alle vier tegelijk omgedraaid. De presentator weet uiteraard niet vantevoren welke tekeningen de vier anderen zullen maken....

  • Ingredient uit het publiek: een niet bestaande uitvinding (een mensenmepper, een plintenladdertje...)
  • Materialen: acht bordjes of vellen tekenpapier op A3, vier pennen

Moordscene (5 personen)

Het moordspel

De spelers geven zonder te praten een moordenaar, een locatie en een moordwapen door. De laatste speler moet vertellen wie de moordenaar was, waar de moord gepleegd werd en waarmee.

Terwijl de andere vijf spelers op de gang staan te wachten, krijgt de eerste persoon te horen dat er iemand vermoord is. De moordenaar, plaats delict en het moordwapen worden aan persoon 1 medegedeeld. Dan wordt persoon 2 van de gang gehaald. Persoon 1 beeldt achtereenvolgens uit wat/wie de moordenaar was, de plaats delict en daarna het moordwapen. Als persoon 2 ze alledrie weet of denkt te weten, wordt persoon 3 naar voren gehaald en vertrekt persoon 1, en zo verder tot iedereen aan de beurt is geweest. De laatste persoon mag het publiek vertellen wat hij denkt wat de antwoorden zijn.

  • Ingrediënten uit publiek: Moordenaar (beroep / diersoort / enzovoort), moordlocatie / plaats delict en moordwapen
  • Variatie: je kunt de spelers alle drie de onderdelen in één keer laten uitbeelden. Een alternatieve manier is dat de ene speler de moordenaar, de plaats delict en het moordwapen één voor één uitbeeldt. Zodra de tweede persoon iets denkt te weten, schudt hij de eerste persoon de hand, zodat de eerste persoon door kan gaan met het volgende onderdeel.

Op en af met een woord

Iedere speler krijgt een woord. Er wordt een scène gespeeld. Wanneer een speler zijn woord hoort, komt hij het toneel op, of gaat hij af. De spelers mogen hun eigen woord niet gebruiken.

Papier hier

Twee spelers spelen een scène, waarbij ze zinnen voorlezen van papieren vliegtuigjes of propjes, die vanuit het publiek naar ze zijn toegeworpen. De zinnen moeten direct in de scène verwerkt worden.

  • Variatie: laat het publiek specifieke woorden of zinnen opschrijven, bijvoorbeeld zinnen uit Nederlandstalige liedjes

De persconferentie

Een speler is in het nieuws gekomen, maar weet zelf niet waarmee. Door vragen van de journalisten probeert hij er achter te komen wat er aan de hand was.

  • Ingredienten van publiek: een nieuwsfeit

De stamgast

Een speler is een stamgast van het lokale café, en komt aan de bar zijn hart uitstorten over het probleem waar hij mee zit. Hij gaat aan de bar zitten, bestelt een drankje en moet uit het gesprek met de barman/barvrouw, die hem subtiele hints geeft, achterhalen wie hij is, en wat zijn probleem is.

  • Ingredienten uit het publiek: een persoon, en een probleem

Verboden te lachen

Er mag niet gelachen worden. Wanneer een speler dat wel doet of te lang wacht, is de ander aan de beurt.

Verjaardag (5 personen)

Eén speler is jarig en krijgt bezoek van de andere spelers. Een is een bekend wereldburger, de tweede een voorwerp en de andere twee vormen een bekend duo. De jarige moet raden wie of wat de visite voorstelt.

Voorwerpenronde (Iedereen)

De meegebrachte voorwerpen liggen op de grond. Iedereen mag om de beurt naar voren komen en van één van de voorwerpen uitbeelden wat het écht is (dus er een andere functie aan toekennen).

Vraag maar raak (4/5 personen)

1 persoon wordt de geïnterviewde, die komt vooraan staan. 4 andere personen zitten op een rijtje en geven antwoord op de vragen aan de geïnterviewde. Hierbij zeggen ze om de beurt 1 woord en zo moet er een antwoord ontstaan. De vragen worden door het publiek gesteld.

  • Ingrediënten uit publiek: Vragen

De vragenronde

Om de beurt moeten twee spelers een gesprek voeren maar zij mogen alleen vragen aan elkaar stellen. Antwoordt iemand niet met een vraag of wacht hij te lang , dan is hij af.

Watzkeburt (2 personen)

De twee personen krijgen een locatie toegewezen en beginnen te spelen. Als de bel gaat, roept de jury “gebeurtenis, “locatie" of “emotie". De scène blijft dan bij het oude, alleen vindt op het moment dat het spel verder gaat een wisseling van plaats of emotie plaats of de genoemde gebeurtenis. Oude emoties, locaties en gebeurtenissen blijven bestaan.

  • Ingrediënten uit publiek: Vooraf een locatie, en tijdens het spel verschillende locaties, gebeurtenissen en emoties

De winkel (2 personen)

Een klant komt een winkel binnen om iets terug te brengen waar iets mis mee is. Hij weet zelf echter niet wat. De winkelier ziet het natuurlijk meteen (weet het dus wel). De bedoeling is dat de speler erachter komt wat er mis met zijn product is en wat het product eigenlijk is. De verkoper mag het niet voorzeggen, maar moet het duidelijk worden door middel van hints in het spel. Als de klant het weet, moet hij dit in zijn spel verwerken.

  • Ingrediënten van publiek: Een product en wat er mis mee is

Suggesties

  • Filmpjes op Youtube van de televisieprogramma's "De Lama's" en "In goed gezelschap"
  • [1]
  • [2]
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.