Hij [1] studeerde rechten en promoveerde aan de Universiteit Leiden van 1893 tot 1897. Hij trouwde in Arnhem op 28 maart 1901 met Elisabeth Helena van Tienhoven. Na een loopbaan als jurist, rechter (rechtbank) en raadsheer (gerechtshof), werd hij op 8 juni 1923 door de Hoge Raad aanbevolen voor benoeming tot raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden; zijn benoeming door de Tweede Kamer der Staten Generaal volgde op 23 juni 1923. Hij werd op 1 september 1941 ontslagen op last van Arthur Seyss-Inquart (Rijkscommissaris van Nederland, namens nazi-Duitsland), omdat hij te oud zou zijn.
Scouting
Hij was lid van de Raad der Vereeniging van De Nederlandse Padvinders in 1937.
Onderscheidingen en eretitels
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (Koninkrijk der Nederlanden, 1921)