Kabouters (NPG)

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Kabouters was de speltak van het Nederlandse Padvindstersgilde voor meisjes van 8 tot 11/12 jaar.

Enige kabouters met in het midden prinses Christina

Organisatie

De speltak kabouters bij een groep van het Nederlandse Padvindstersgilde heette een kring.

Volkjes

Een kring bestond uit ten hoogste 24 kabouters en was verdeeld in groepjes van hoogstens zes kabouters, de volkjes. Een volkje stond onder leiding van een hoofdkabouter en een hulpkabouter.

Leiders

De kring stond onder leiding van een Oehoe, de teamleider. De assistente van de teamleider was een Oebi. Verder kreeg de leiding nog hulp van een of meer Toewieten.

Uniform

Kabouteruniform

Het uniform van een kabouter was een bruine jurk met epauletten, met twee borstzakken en twee gewone zakken. Op het uniform werd een oranje-gele das gedragen. Verder droeg een kabouter een bruine leren riem, een bruine muts met een oranje-gele band (of zomers een bruin lappen hoedje), bruine kousen of sokken met een gele band en bruine schoenen.

Onder de knoop van de das werd een messing ring met een kaboutertje gedragen, dit was het installatieteken van de kabouters. Boven de linker borstzak werd het volkjesteken gedragen, een bruin insigne met een geborduurd poppetje. De volkjes waren vernoemd naar sprookjesfiguren, zoals elfje, dwergje, enz. Oorspronkelijk waren er negen figuren, maar na 1945 werden er nog zes gebruikt. Op de klep van deze zak werden messing/bronzen klimopblaadjes gedragen, ieder jaar dat een kabouter trouw aan de vereniging was geweest, kreeg ze een klimopblaadje net als de padvindsters. Klimop stond symbool voor de trouw. Boven de rechter borstzak werden het vinger- of het handinsigne gedragen. Op de rechter mouw prijkten de vaardigheidsinsignes.

Kabouterwet

De kabouterwet

De kabouterwet was:

  • Een kabouter is eerlijk
  • Een kabouter is gehoorzaam
  • Een kabouter is vriendelijk
  • Een kabouter is goed voor planten en dieren

Kabouterbelofte

De kabouterbelofte luidde:

  • Ik zal mijn best doen een echte kabouter te zijn,
  • iedereen te helpen waar ik kan, vooral thuis.

Openingsceremonie

De kabouters openden hun opkomsten altijd met het dansen van de feeënring rond hun totem en het opzeggen van de kabouterwet en de kabouterroep.

Saluut, Totem, Roep, Woord en Namen

Kaboutersaluut

Het kaboutersaluut werd gegeven met de rechterhand. De hand werd met gestrekte wijs- en middelvinger tegen de rechterzijde van het hoofd gehouden met de onderarm haaks op het lichaam.

Kaboutertotem

De totem was een rode paddenstoel met witte stippen. De totem was het middelpunt van de openingsceremonie; de dans van de feeënring was rond de totem.

Kabouterroep

Bij de openingsceremonie werd naast de kabouterwet ook de kabouterroep opgezegd. De kabouterroep was: Pak maar aan!

Geheim woord

Kabouters hadden een geheim woord. Dat woord was Loh, loh of L.o.h. en betekende Laat ons helpen.

Kabouternamen

De kabouters gaven elkaar bijnamen, die een beetje toegespitst waren op wie en hoe ze zijn. Zo had je bijvoorbeeld Windveertje, Eikenblad, Appelwang, Wiplala en Babbeltje; zo had elke kabouter een eigen bijnaam.

Installatie- en klasse-eisen

Nieuwe kinderen heetten Mensenkinderen, totdat ze de het 1e vingerinsigne (klasse-eisensysteem) behaalden en geïnstalleerd werden. De kabouters hadden drie kaarten in een klasse-eisensysteem, de vingerboekjes en een handboekje waarop allerlei werkjes en vaardigheden stonden waaraan ze werkten tijdens de opkomsten. Die werkjes en vaardigheden liepen op in moeilijkheidsgraad. Voor de eerste kaart moesten de kabouters o.a. de feeënring kunnen dansen, de kabouterbelofte kennen, de kabouterroep kennen en het geheime woord weten! Pas dan werden ze geïnstalleerd. Op de 2e en 3e kaart staan o.a. de volgende werkjes/vaardigheden: een platte knoop leggen, een x-aantal bloemen en planten kennen, het Wilhelmus zingen, afwassen, tafel dekken, bed opmaken en de leden van het Koninklijk Huis kennen. Als de tweede kaart vol is, kregen ze een vingerinsigne (een geel streepje op een bruin insigne) en bij de derde kaart het handinsigne (een hand op een bruin insigne). Ook werkten de kabouters aan vaardigheidsinsignes.

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.