Kralingsche Troep 10

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Kralingsche Troep 10
Neckie oranje.png
Logo Scouting Nederland.svg
Scouting Nederland
Regio Rond de Rotte
Rotterdam ­Zuid-Holland ­Nederland
Icon girl guide.svgIcon boy scout.svg Meisjes en Jongens
Opgericht
17 januari 1918
Oprichter(s)
Jan Pieter Winkler Prins  
Website
Bezig met het laden van de kaart...

De Kralingsche Troep 10 is een scoutinggroep in de Rotterdamse wijk Kralingen. De groep draagt een oranje das.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Toen de groep in april 1994 een nieuw groepshuis kreeg, heeft men naar aanleiding van de officiële opening ervan, de geschiedenis van de groep opgeschreven in het onderstaande verhaal.

Het ontstaan van de oranje das[bewerken | brontekst bewerken]

Toen een stel avontuurlijke jongens, geleid door Jan Pieter Winkler Prins, na enige jaren met elkaar opgetrokken te hebben besloot om zich aan te sluiten bij de toenmalige Padvinderij werd de basis gelegd voor de huidige scoutinggroep de Kralingsche Troep, Groep X. In hun clubhuis tegenover de kaneelmolen aan de Kortekade in Kralingen vonden zij hun leider Jan Pieter Winkler Prins bereid hun hopman te worden. Deze eerste hopman van de Kralingsche Troep (Groep X) liet de groep op 17 januari 1918 inschrijven bij het Nationaal Hoofdkwartier van De Nederlandse Padvinders in Den Haag.

Op 31 augustus 1918 werd voor het oude stadhuis aan de Botersloot een defilé gehouden (31 augustus was immers de verjaardag van de toenmalige Koningin Wilhelmina). De jongens van de Kralingsche Troep werden aangewezen om een vaandelwacht te vormen. Zij kregen tijdelijk een oranje das, speciaal voor deze gelegenheid. Op 27 november 1918 kwam de gehele Koninklijke familie op bezoek in de stad Rotterdam. De verkenners van de Kralingsche Troep moesten ter gelegenheid hiervan een erewacht vormen. Er werd een vergunning gevraagd aan het Hoofdkwartier in Den Haag of zij de oranje das mochten behouden. Er werd toestemming gegeven, en sindsdien dragen de leden van de Kralingsche Troep geen geblokte das maar een effen oranje das. In 1937 (het jaar dat de wereldjamboree voor het eerst in Nederland werd gehouden) overleed hopman Winkler Prins, de oprichter van de Kralingsche Troep.

Tussen twee wereldoorlogen[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste bijeenkomsten van de groep werden gehouden in het clubhuis tegenover de kaneelmolen aan de Korte Kade in Kralingen. Toen het clubhuis aan de Korte Kade niet meer gebruikt kon worden, hebben de jongens "rondgezworven". Bijeenkomsten werden gehouden bij de jongens thuis, in een kelder, op een zolder of in een tuinhuisje. Dit ging zo door tot 1921, toen mochten zij, dankzij mr. dr. K.P. van der Mandele een ruimte in een blokhut gebruiken. Deze blokhut stond op het landgoed van de familie Van Hoey Smith aan de Lage Honingerdijk. De blokhut werd ook gebruikt door het Kralingsche Volkshuis. Dit gaf enige moeilijkheden zodat men in 1928 overging naar de touwfabriek aan de 's-Gravenweg, waar men tot 1930 bleef. In 1931 hield men opkomst in gebouw Onesimus van de CJMV-padvinderij, verder nog aan de Kralingsche Plaslaan en vervolgens in een eigen groepshuis (2 juli 1932), dat echter reeds met Pasen 1933 afbrandde. Op 29 september 1934 werd het tweede groepshuis geopend. Het houten groepshuis “Cappadocië" (1) stond aan de Kralingseweg 216 en zou tot 1971 dienst doen als clubgebouw.

Kralingsche Troep in oorlogstijd[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de oorlogsjaren (1940-1945) is de Kralingsche Troep wel blijven bestaan, zij het dat de oranje (kleur van het Nederlands koningshuis) das vervangen diende te worden door een das met een geel front en een rode ster, naar het wapen van Kralingen. Na het verbod in april 1941 waren openbare bijeenkomsten niet meer mogelijk. Met de enigszins provocerende oranje das hebben de leden van de Kralingsche Troep zich overigens nog wel tot 1943 getoond. Ondanks de oorlog was er in 1940 een zomerkamp in Hoenderloo. Op 2 april 1941 werd scouting in Nederland verboden, onder inbeslagname van alle -ook persoonlijke- eigendommen, die ter beschikking werden gesteld van de Nationale Jeugdstorm. Uniformen en materialen moesten worden ingeleverd. Hoofdbestuursleden van de landelijke padvind(st)ersorganisaties werden gearresteerd en geïnterneerd, groepsleider van de KT hopman Herman Maillette de Buy Wenniger zat toen al in een Amsterdamse gevangenis, later in de kerkers van het Oranjehotel in Scheveningen.

Akela Wirtz en vaandrig Stakenburg werden in de lente van 1943 op Staverden vastgezet. KT-leden Gerard Bast en Jan van Zwieten stapten met de automatische stencilmachine van de KT de illegaliteit in en construeerden een telefooncentrale midden in de stad, waarmee zij actief aan het verzet deelnamen. In alle door de Nazi's bezette gebieden was het, als de geallieerde troepen de bevrijding brachten, opvallend dat, soms nog voor de geallieerde troepen waren gearriveerd, er twee geüniformeerde formaties op straat verschenen, t.w. de Binnenlandse Strijdkrachten en de padvinders. Waaruit bleek dat het de Nazi's niet was gelukt scouting uit te roeien en haar idealen de nek om te draaien. Op het moment van de bevrijding was men gereed om weer volop aan de slag te gaan en er was genoeg te doen, ook ten behoeve van vluchtelingen en terugkerenden.

De Padvinders postdienst[bewerken | brontekst bewerken]

De Padvinders postdienst was een onderdeel van de Jeugdhulp Rotterdam. In oktober 1944 werd door een aantal leiders van de De Nederlands(ch)e Padvinders district Rotterdam besloten voorbereidingen te treffen voor een "Padvinders hulpdienst". Deze dienst zou de werkzaamheden aanvangen, zodra daartoe de mogelijkheid bestond, d.w.z. zodra aan geallieerde zijde kon worden opgetreden. Met deze afdeling van de hulpactie werd begonnen op 10 mei 1945. De eerste dagen was deze dienst nog niet georganiseerd maar werden er toch al honderden brieven ontvangen.

Op 14 mei heeft deze dienst zich zo georganiseerd, dat de binnenkomende post werd gestempeld met aparte stempels in het groen en violet. Waren de aantallen poststukken voor de eerste dagen nog gering, het aantal behandelde stukken liep op van 900 poststukken op 10 mei tot 9265 stukken op 18 mei. De stadspost in Rotterdam werd op 17 mei stilgelegd, aangezien de posterijen vanaf die datum eenmaal per dag bestellingen gingen verrichten. De padvinders postdienst werd op 25 mei 1945 gestaakt, aangezien de posterijen toen weer in geheel Nederland normaal functioneerden.

Op 29 maart 1946 werden 32 Prins-Bernhard-dassen aan de groep uitgereikt aan de pioniers van de Jeugdhulp uit de bevrijdingsdagen van 1945.

De herrijzing na de oorlog (1946)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 12 mei 1945 deden KT-ers met oranje das mee aan het defilé op de Coolsingel ter ere van de herinstallatie van burgemeester P.J. Oud. Op woensdagavond 16 mei 1945 kwam de groep weer voor het eerst bijeen op het groepshuis Cappadocië. Op 30 juni 1945 werden 75 nieuwe verkenners door hopman Herman Maillette de Buy Wenniger geïnstalleerd.

De groep floreerde. In de zomer van 1945 had de KT meer dan 100 verkenners verdeeld in twee vendels (Rood en wit) van elk 5 patrouilles. De Voortrekkersstam (17+) bestond uit 22 man. Het eerste zomerkamp (2-3 maanden na de oorlog) ging naar Baarle-Nassau. Dit was voor de meesten hun eerste kamp en veelal ook de eerste keer van huis. Tenten waren er nauwelijks en het eten nog op de bon. Ze werden vervoerd door legervrachtwagens en hadden de beschikking over legertenten. Naast de groepsleider hopman Herman Maillette de Buy Wenniger waren er nog 11 vaandrigs, waaronder Piet Bruinzeel, J. Metzlar en A.J. Teychiné Stakenburg. In 1946 werd de troep in 3 vendels (rood, wit en blauw) van elk 4 patrouilles gesplitst. De Welpenhorde kwam na het vertrek van akela Breetveld onder leiding van akela Wirtz. De horde was gesplitst in: Waingoenga- en Sioneehorde, ieder met 3 nesten van elk 6 welpen. Op 30 maart 1946, Wennigerdag, werd het tienjarig jubileum van groepsleider en hopman Herman Maillette de Buy Wenniger uitbundig gevierd.

De 6e Wereld-Vredes-Jamboree (1947) Moisson, Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Wat Baden-Powell nooit had kunnen bevroeden was dat de wereld zo kort na de Jamboree in Vogelenzang zou werden opgeschrikt door een nieuwe wereldoorlog. Gelukkig bleek de veerkracht van de scouts sterker dan de verliezen die in de oorlog waren geleden. Direct na de oorlog waren er al plannen voor een wereldjamboree in Frankrijk. Frankrijk, net bevrijd van de bezetter, nodigde iedereen uit voor de Jamboree van de Vrede. Aan de oevers van de Seine streken 25.000 scouts neer uit 70 verschillende landen.

In mei 1947 nam vaandrig Gerard Bast, nu als hopman de troep der verkenners over. Van 7 tot en met 21 augustus 1947 verbleven 13 leden van de KT in Frankrijk. Kosten voor de Jamboree bedroegen het voor die tijd enorme bedrag van ƒ 150,- per persoon.

Begin jaren '50[bewerken | brontekst bewerken]

Na Bast nam mr. J.A. Metzlar (1948-1958) de leiding van de groep en de verkennerstroep over. In 1948 vond een waardige herdenking van het zesde lustrum plaats. Vele oud-leden kwamen bijeen in de Kralingsche herberg “In den Rust Wat”. In 1952 werd voor het eerst geld ingezameld volgens de Engelse succesformule: Bob-A-Job, hier onder de naam "Heitje voor een Karweitje". De actie werd in de paasvakantie gevoerd en was meteen een daverend succes. Oud-hopman Herman Maillette de Buy Wenniger nam begin jaren '50 de leiding van de verkennerstroep weer op zich. Hopman Metzlar bleef tot 1958 groepsleider van de gehele KT.

Eind jaren '50[bewerken | brontekst bewerken]

In 1955 brak een moeilijke tijd voor de verkennerstroep aan. Op 12 februari van dat jaar trad hopman Herman Maillette de Buy Wenniger terug. De troep kwam onder leiding van vaandrig E. Bodegom en later van vaandrig Piet Bruinzeel. Eind 1955 werd de verkennertroep zelfs opgeheven bij gebrek aan voldoende leiding. Pas met de komst van hopman A.J. Louwers (1958-1966) op 23 april 1958 brak er voor de verkenners een nieuwe tijd aan. Hopman Louwers nam dat jaar ook het groepsleiderschap over van hopman Metzlar.

De padvindershoed werd in 1957 bij de NPV vervangen door een zwarte baret. De KT gaat hierin niet mee. Tijdens de bestuursvergadering van 26 november 1959 werd door het stichtingsbestuur, sedert 1958 onder voorzitterschap van Oubaas/oud-hopman Herman Maillette de Buy Wenniger (1958-1970), een groepscommissie ingesteld, zijnde de voorloper van het groepsbestuur. De leden van het stichtingsbestuur, die ouders waren van Kralingsche Troepleden, vormen met de groepsleider deze commissie (4+1).

Begin jaren '60[bewerken | brontekst bewerken]

In 1962 werd het scoutingterrein aan de Kralingseweg 216 gehalveerd (van 4150m² tot 2100m²) door de aanleg van de Boszoom. De huur van het sedert de jaren '30 van de Nederlandse Spoorwegen gehuurde terrein bleef hetzelfde, ƒ 100 per jaar. Op 1 september 1964 werd de leiding van de verkennerstroep van hopman Louwers overgedragen aan de legendarische Piet Bruinzeel, tot dan vaandrig van de verkenners (2e man 1949 -1964/1966-1972) Op 17 september 1965 overleed oubaas mr. J.C. Metzlar, oud-hopman en groepsleider (1948-1959) en later voortrekkersleider van de Stam der Satrapen en lid van de stichting (1959-1964).

Eind jaren '60[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het vertrek van Louwers als groepsleider in november 1966 werd hopman Bruinzeel gepasseerd voor de oud-akela A. Sanders (1966-1970). Sanders, sedert 9 september 1939 verbonden met de KT, neemt ook de leiding over de verkennerstroep. Bij het aantreden van hopman Sanders als groepsleider werden de hervormingen uit de jaren '60 weer teruggedraaid: het uniform werd vanaf dat moment weer hoed en korte broek. De baret en de lange broek gingen in de ban. Al in december 1967 kwamen de uniformvoorschriften weer ter discussie, wanneer akela Hans van der Ploeg de discussie voor de welpen weer startte. Men kwam niet uit de discussie en ouders werden daarna om hun mening gevraagd. De uitkomst was een compromis: lange broek de gehele winter tot 23 april. Als uitzondering gold dat bij een temperatuur van min 5 graden Celsius, altijd een lange broek gedragen mocht worden…

1968, vijftig jaar KT[bewerken | brontekst bewerken]

Op 18 mei 1968 vierde de groep haar 50-jarig bestaan. Het jubileum werd gevierd in de Rotterdamse Manege, het groepsterrein Cappadocië en afsluitend op de MS Jan Backx waar maar liefst 130 (van de 950) oud-leden elkaar na vele jaren weer terugzagen. Zij zaten over de gehele wereld verspreid. Op 28 september 1968 werd het feestjaar afgesloten met een boottocht naar slot Loevesteyn waar voor 63 leden een feestbanket werd geserveerd. De avond werd afgesloten met de ouders in het nieuwe scoutcentrum in Capelle aan den IJssel. Op 14 september 1968 werd de Stam (17+) weer opgestart op de KT, thans als een gemengde stam met 8 leden (voortrekkers).

1969[bewerken | brontekst bewerken]

Op zaterdag 26 april 1969 reikte districtscommissaris schipper De Vries aan Piet Bruinzeel de Gouden Jacobsstaf uit. Hij kreeg deze onderscheiding vanwege “het zich gedurende een groot aantal jaren zeer verdienstelijk maken voor de padvindersbeweging”. Het officiële gedeelte werd afgesloten met het door de welpenhorde aangeboden model, dat een verkenner van de KT voorstelde.

In september 1969 was de discussie baret of hoed weer opgelaaid. Bij ongeveer 95% van de toenmalige padvindersgroepen was de verandering een feit. De KT blijft ook na een flinke discussie in meerderheid voor de hoed.

10 januari 1970 eerste boerenkoolopkomst in het nieuwe jaar bij de padvindsters (van de Wetrogroep???) was het traditie dat er op de eerste opkomst in het nieuwe jaar een boerenkoolfuif gehouden werd en aangezien Baghera en Mang (welpenleiding) van de padvindsters afstammen, willen zij er ook een houden en wel met de eigen horde. Hiermee was een nieuwe traditie geboren. Op 7 maart 1970 neemt groepsleider en hopman Ab Sanders afscheid van de groep. Voorlopig werd het verkenners- en groepsleiderschap waargenomen door oubaas Piet Bruinzeel, geassisteerd door Wim Nolst Trenite, zelf een oud-KT-er en lid van de oudercommissie, later voorzitter van de stichting van 1970-1972.

De brand van 1971[bewerken | brontekst bewerken]

Op 9 juni 1971 brandde het groepshuis "Cappadocië" af en zat de groep zonder onderkomen. De toenmalige groepsleider Bruinzeel, als eerste bij de uitslaande brand aanwezig, wist nog juist op tijd de brandweermannen te vertellen waar ons Oranje Vaandel zich bevond: eerste deur rechts, in het leiderslokaal. Dit vaandel, sindsdien door nijvere handen opnieuw geborduurd, was het enige dat kon worden gered. Het is onbekend hoe de brand was ontstaan, maar uit de belangstelling van de politie lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat men vermoedt, dat zwervers het groepshuis als slaapplaats hebben gebruikt. De opstal- en inboedelverzekering keert ƒ 32.2490 uit. Per september 1971 trok de KT bij de Wetrogroep in. De Wetrogroep was opgericht in 1931 en een meisjesgroep van het NPG aan het Onderlangs 4 in Rotterdam-Kralingen. Tussen de besturen werden afspraken gemaakt over de huur van het terrein/gebouw.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.