Musinga Bennekom

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Musinga Bennekom
HMGgroen.png
Bennekom ­Gelderland ­Nederland
Icon boy scout.svg Alleen jongens
Opgericht
1 juli 1945
Oprichter(s)
hopman Donker  
Opgegaan in
 Scouting Bennekom 
Bezig met het laden van de kaart...

Musinga Bennekom was een scoutinggroep in Bennekom.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

1945 - 1949[bewerken | brontekst bewerken]

Direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog en nog maar net terug van de evacuatie, kreeg Bennekom een padvindersgroep. Er verschenen eind mei aanplakbiljetten in het dorp met de volgende oproep:

JONGEN
Wil je graag padvinder worden
Ben je tussen de 8 en 18 jaar
En woon je in Bennekom
Ga dan na zes uur praten met
HOPMAN DONKER
Die woont in het stukke witte huis
Op de Keijenberg (hoek Hertenlaan)

Deze oproep sloeg enorm aan. Er meldden zich maar liefst 109 liefhebbers. En zo werd per 1 juli 1945 de “Eerste Bennekomse Padvindersgroep Musinga” opgericht onder leiding van hopman Donker en men was aangesloten bij De Nederlandse Padvinders (NPV).

Groepsnaam[bewerken | brontekst bewerken]

Musinga is een Indiaans woord en betekend “Vredelievend”. Uit welke Indiaanse taal het woord stamt is niet bekend.

Groepsdas[bewerken | brontekst bewerken]

De kleur van de das werd donkergroen, met in de punt, geborduurd in oranje, een opgaande zon. In het centrum hiervan een oog. Het oog der waakzaamheid.

Opkomsten, locaties, kampen en leiders[bewerken | brontekst bewerken]

De leiding van deze eerste groep bestond uit:

De eerste bijeenkomsten van de troep werden gehouden op het terrein van de zilvervossenfarm van de familie Gundersen op de Franse Kamp. (achter dierentehuis “De Wagenrenk” op de Keijenberg). Van de 109 aanmeldingen zijn er nog wel veel afgevallen. Per 1 oktober 1945 werden er op het aanmeldingsformulier van het Nationaal Hoofdkwartier (N.H.K.) in Den Haag, 81 personen vermeld. Welpen 24, Verkenners 48, Voortrekkers 3, Leiding 6.

In oktober verhuisden de verkenners naar de tuin van hopman Donker. Deze woonde destijds in het huis “Iscra”op de hoek van de Keijenbergseweg en de Hertenlaan. De Voortrekkers kregen er 4 nieuwe leden bij en zij kwamen na 21 oktober bijeen in een schuur aan de Bovenweg, op de grens van Bennekom en Wageningen. Zij kozen als naam “Parcivalstam”. Parcival was ridder en lid van de tafelronde in de tijd van Koning Arthur van Engeland.

De eerste verkenners werden al op 4 augustus geïnstalleerd. Een tweede groep volgde op 5 september. Een troep met 48 jongens (8 patrouilles van 6 man) bleek toch wel een beetje te veel te zijn. Daarom werd op 1 maart 1946 de troep gesplitst in een junioren- en een seniorentroep. De juniorentroep werd gevormd door jongens van 12-14 jaar en kwam onder leiding van vaandrig G. van Altena. De overigen kwamen in de seniorentroep onder hopman Donker en vaandrig Suuring.

In de paasvakantie van 1946 werd er voor het eerst gekampeerd. Omdat er nog geen tenten waren, werd er overnacht in een schuur in Vierhouten. Veel levensmiddelen waren nog steeds op de bon en daarom zijn er in dit kamp enorme hoeveelheden pannenkoeken gebakken. Op 13 juli werd oûbaas Koster geïnstalleerd als groepsleider.

Intussen had Bennekom ook zijn tweede padvindersgroep gekregen. Dit was een zogenaamde X-groep (= christelijke groep). Deze kreeg de naam Alsarekogroep en stond onder leiding van hopman Den Duyn. De naam van de groep is een samenstelling van ALles SAl REg KOm, een Zuid-Afrikaanse uitdrukking voor hoop op betere tijden. Ook werd in die zelfde tijd een padvindstersgroep opgericht onder de naam Schakelgroep.

Een poging van de voortrekkers om een eigen groepsblad uit te geven mislukte. In november 1946 namen de verkenners dit initiatief over en zo verscheen “Het Surrogaatje”. Een toepasselijke naam voor een blad dat bestond uit een paar getypte velletjes papier. De Tweede Wereldoorlog met alle surrogaten lag nog vers in het geheugen. Eind december vertrok hopman Donker en werd hij opgevolgd door hopman Koster.

In april 1947 kwam de toen zeer bekende schipper Johan Bodegraven uit Hilversum (medewerker van de NCRV) naar Bennekom om aan de padvindsters en de verkenners zangles te geven. Begonnen werd met het Wilhelmus. Deze zangles werd gegeven in één van de lokalen van de Hervormde School aan de Schoolstraat. Op 21 juni 1947 werd achter het huis “Selterskamp” het eerste demonstratiekamp georganiseerd. Hier konden de ouders en andere belangstellenden de jongens zien koken en pionieren. Er was tevens een modelkamp ingericht. Nog steeds waren bepaalde levensmiddelen op de bon. En zo vroeg hopman Koster om een extra toewijzing aan het distributiekantoor van Ommen. Hier werd van 26 juli tot en met 6 augustus 1947 met 25 man gekampeerd. Uit Ommen kwam terug, dat voor de kampeerders van 10-18 jaar per persoon per week 800 gram brood, 50 gram margarine en 25 gram suiker extra beschikbaar gesteld kon worden. Hiervoor was een lijst van de deelnemers en hun geboortedatum nodig. Naar de eerste naoorlogse jamboree (te Moisson, Frankrijk) in 1947 werden 2 Bennekomse verkenners afgevaardigd. Het hiervoor benodigde bedrag (ƒ 200,00 p.p.) werd door de hele troep verdiend. Er werden lege flessen ingezameld voor het statiegeld. Resultaat: ruim 4000 flessen. Ook werd de grote vijver van “Selterskamp” schoongemaakt.

Op vrijdagavond 6 februari en zaterdagmiddag 7 februari 1948 werd samen met de padvindsters in het verenigingsgebouw aan de Kerkstraat (nu kijk- en luistermuseum) de eerste uitvoering gegeven. In augustus 1948 werd door vertrek van vijf voortrekkers de Stam opgeheven (zij moesten in militaire dienst en naar Nederlands-Indië).

Het jaar 1949 werd voor de groep een belangrijk jaar. Op 25 en 26 maart werd in het verenigingsgebouw het toneelstuk “De Vreemde Hopman” opgevoerd. Met de opbrengst van deze uitvoering (±ƒ 300) werd de basis gelegd voor de bouw van een eigen troephuis. Van Freule Van Wassenaer kreeg men toestemming om in het stuk bos gelegen aan de Vossenweg te mogen bouwen. Maandenlang werd er door de oudere jongens niets anders meer gedaan dan werken aan het troephuis. Terrein egaliseren, boomstobben rooien, bomen schillen zodat ze gezaagd konden worden tot schaaldelen. Daarna het gebouw uitzetten en funderingsgleuven graven. Alleen voor het metselwerk kwamen echte metselaars. Op 8 oktober werden de pannen op het dak gelegd en kon men met de afwerking beginnen. Die maand werd er ook weer een nieuwe stam opgericht. Ondanks alle drukke werkzaamheden werd er toch ook nog aan andere dingen gedacht. In november 1949 werd er een inzameling gehouden onder de leden om kerstpakketten te kunnen versturen naar de 5 oud-stamleden in Nederlands-Indië.

1950 - 1959[bewerken | brontekst bewerken]

Begin april 1950 werd begonnen met het slaan van een pomp bij het troephuis. Volgens rooster werd er iedere avond met 4 man gewerkt. Toen er 20 meter diep geboord was, braken de buizen en moest er opnieuw begonnen worden. Op 5 mei was de pomp klaar en was er op 21 meter diepte water. Op 15 juli 1950 werd het troephuis officieel geopend door hopman Donker, de oprichter van de groep. Na een toespraak trok hij een vlag weg en onthulde daarmee de naam van het nieuwe onderkomen: HOGAN (vaste verblijfsplaats). Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de NPV werd in Ommen van 1-10 augustus een Nationaal Kamp gehouden. Hieraan namen 7000 padvinders uit binnen- en buitenland deel. Bennekom was met 22 man vertegenwoordigd. Het kamp werd op 2 augustus officieel geopend door Koningin Juliana. Voorafgegaan door de Enschedese Padvindersband defileerden de 7000 padvinders voor haar. Koningin Juliana droeg de eretitel MOVAVEDO (MOeder VAn VEle DOchters). Op 3 augustus bracht Prins Bernhard als Koninklijk Commissaris een bezoek aan dit kamp.

In 1952 trok hopman Koster zich terug als verkennersleider. Hij werd opgevolgd door G. (Gerrit) Klomp. Hopman Koster bleef nog wel een tijdje groepsleider.

Na de stormramp in 1953 werd een landelijke actie gehouden onder het motto: “Mouwen omhoog, ons land moet droog”. In de vorm van een ‘heitje voor een karweitje’ verzamelde Musinga ƒ 163 op. Landelijk ging er ƒ 193.825,24 naar het Nationaal Rampenfonds. De gemeente Ede adopteerde de gemeente Strijen. In Ede werd een comité “Kindervakantie Strijen-Ede” opgericht. Dit comité wilde ongeveer 500 kinderen van 8-16 jaar een vakantie in Ede aanbieden. Er werd door de groep contact opgenomen met dit comité en zo kon er van 14-24 augustus op de Hindenkamp (Ede) een zomerkamp gehouden worden, met 16 Musinga-verkenners en 42 jongens uit Strijen. Het kamp stond onder leiding van hopman Klomp. De padvindsters organiseerden een meisjeskamp met 18 meisjes uit Strijen. Van het Nationaal Hoofdkwartier werden 10 grote Amerikaanse legertenten en één tent voor 70 personen geleend. Het Rode Kruis zorgde voor een ziekentent. Via Bruil Ede (aannemingsbedrijf) kreeg men de beschikking over een watertank van 1000 liter, die dagelijks gevuld werd door de Edese brandweer. Het Depot Verbindingstroepen van de Koninklijke Landmacht zorgde voor de warme maaltijden. De broodmaaltijden werden in het kamp zelf klaargemaakt. Jopie Fransen-Fluiter bracht als Heidekoningin Calluna XII ook een bezoek aan het kamp. Helaas kwam zij net tijdens het eten. Haastig werden de borden in de tenten gezet om "Hare Majesteit" waardig te kunnen ontvangen. In de kampkrant ‘Het Hertje’ staat in een verslag over dit bezoek o.a. het volgende: “Langzaam en statig, omgeven door haar hofhouding, zijnde twee hofdames, schreed Hare Hoogheid voort, in de richting van de vlaggemast. Hier stonden wij allen opgesteld om haar op te wachten. Met ons ene oog keken wij naar Hare Majesteit en met ons andere oog naar ons bord met eten, dat ijlings door ons in de tent was gezet. Wij vonden het geweldig, dat de grote Heerseres van de Heide ons kwam bezoeken, maar wij wisten ook heel goed dat een tent geen hooikist is. In gedachten zagen wij de jus, die onze sla met aardappelen rijk omgaf, meer en meer stollen. Zelfs als H.M. Calluna kun je het toch niet maken om een verkenner tijdens zijn eten te storen." Van het College van B&W van Strijen kreeg de groep een officieel bedankbriefje.

In september 1955 werd er begonnen met de bouw van een onderkomen voor de welpen. In november werd dit in gebruik genomen.

In augustus 1957 werd er voor de eerste maal in het buitenland gekampeerd. Het zomerkamp werd gehouden in Rettigny in de Belgische Ardennen. Op 12 oktober 1957 begon Rein van Schalkwijk met de 5 oudste verkenners een zeeverkennersgroep in Wageningen onder de naam Musinga-Rijngroep. Eind 1957 kreeg de groep contact met een Nederlands Hervormde Zondagsschoolvereniging uit Rotterdam. Zij zochten in Bennekom grond om een kamphuis te bouwen, om met de kinderen in de zomer een paar weken in de bossen te kunnen kamperen. Daar dit niet lukte, vroeg men nu om gebruik te mogen maken van de bestaande gebouwen van de Musingagroep. De vereniging zou dan zelf een derde gebouw erbij plaatsen met slaapzalen. Van 3 tot 5 april 1958 werd er een kamp gehouden waar samen met een grote groep Rotterdammers (alles bij elkaar ongeveer 70 man) een begin werd gemaakt met de bouw. In juli 1958 kon het gebouw (De Kromschutte) al door de Rotterdammers in gebruik worden genomen. Door het drastisch terug lopen van het aantal zondagsschoolkinderen in Rotterdam werd het gebouw later aan de Musingagroep verkocht en zo beschikte de groep over drie gebouwen.

1960 - 2000[bewerken | brontekst bewerken]

In 1991 zijn de Schakelgroep (meisjes) en de Musingagroep (jongens) gefuseerd met als naam Scouting Bennekom.

Bronnen en referenties

  • “De Kostersteen” nr. 54 oktober 1995, H. Gijsbertsen


Datum Gebeurtenis
15 juli 1950 Opening troephuis "HOGAN" van Musinga Bennekom
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.