Old Scouts: verschil tussen versies

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Regel 46: Regel 46:


Dit artikel is van Piet J.Kroonenberg. Het is het eerste deel van een artikel getiteld "Van OPV via VVS naar plusscouts".
Dit artikel is van Piet J.Kroonenberg. Het is het eerste deel van een artikel getiteld "Van OPV via VVS naar plusscouts".
Lees het hele artikel
[http://www.kelpin.nl/fred/artikelen/plusscouts.pdf  Van OPV via VVS naar plusscouts]


== Zie ook ==
== Zie ook ==

Versie van 29 apr 2012 14:59

De Old Scouts was oorspronkelijk de benaming van de vierde speltak die in Groot-Brittannië werd opgericht, na de scouts (verkenners), cubs (welpen) en de rovers (voortrekkers). De vereniging werd opgericht voor leden die eens lid van scouting waren, en graag lid wilden blijven edoch zonder de verantwoordelijkheden van het tijdrovende leiderschap maar wel met de mogelijkheden om af en toe nog eens actief te zijn voor de Beweging en bovendien een sociaal leven te ontwikkelen met gelijkgezinden met dezelfde Scoutingachtergrond.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan van de Old Scouts als vierde tak[bewerken | brontekst bewerken]

Tegen veler verwachting in overleefde het nog prille Britse Scouting de Eerste Wereldoorlog. De groepen draaiden door hoewel veel leiders en voortrekkers voor de militaire dienst werden opgeroepen. Velen van hen sneuvelden op de slagvelden. Toen het bloedbad voorbij was en de overlevenden terugkeerden, ondervonden zij al spoedig dat de toestand op de Britse Eilanden veranderd was. Dat er voor hen meestal geen werk was bij hun vooroorlogse werkgevers en dat zij dus moesten gaan zoeken naar werk. Als ze dit al vonden, was dit vaak niet in hun vroegere woonplaats, waardoor men vaak niet naar de oorspronkelijke scoutinggroep terugkeerde, laat staan dat het werk bij de groep weer actief kon worden opgevat: Naast het zoeken naar werk had men vaak ook andere prioriteiten zoals huwelijk en gezin.

De scoutingbeweging wilde haar oud-leiders en -voortrekkers niet in de steek laten. In vele gevallen lukte het de beweging leiders aan werk te helpen. Robert Baden-Powell schreef: "Ons doel bestaat daaruit dat wij de belangstelling en de welwillendheid behouden van het grote aantal Old Scouts dat, om één of andere reden, niet langer actief aan ons werk deelneemt. Een grote, nationale organisatie van Old Scouts met wat eenvoudige regels lijkt precies datgene dat wij nodig hebben."

Oldscoutsbrass.png

En zo ontstond, naast de drie reeds bestaande takken - welpen, verkenners en voortrekkers - een vierde tak, de Old Scouts. Het idee tot deze vierde tak werd enthousiast ontvangen door de velen die eens lid waren maar nu feitelijk buiten de beweging stonden en gaarne de kans grepen om langs deze weg weer terug te keren. Zij het zonder de verantwoordelijkheden van het tijdrovende leiderschap maar wel met de mogelijkheden om af en toe nog eens actief te zijn voor de Beweging en bovendien een sociaal leven te ontwikkelen met gelijkgezinden met dezelfde Scoutingachtergrond. Er ontstonden Old Scout-onderdelen op groeps- en districtsniveau. De leden verleende zo veel mogelijk hun diensten als instructeurs, beoordelaars, groepscommissie leden enzovoorts of namen op zich het onderhoud van kampeerterrein, groepsonderkomens, boten etc.

De scouting-organisaties buiten Groot-Brittannië volgden de ontwikkelingen op het eiland op de voet, en vertaalden de spelregels van Baden-Powell met hier en daar een kleine aanpassing, iedere keer als de Britten iets nieuws invoerden. Dit was gebeurd bij de introductie van welpen en voortrekkers, en gebeurde nu ook bij het invoeren van de Old Scouts. In Nederland ontstond dit in de vorm van het OPV, het "Oude Padvinders Verbond".

Oud-scouts onafhankelijk van scouting[bewerken | brontekst bewerken]

Het jaar 1935 wordt het moment genoemd vanaf wanneer de "vierde tak" van scouting onafhankelijk begon te worden vanaf de scoutingbeweging. In dat jaar reorganiseerde de Deense scoutingorganisatie zich, en scheidden de oud-scouts zich af om als "ST GEORGS GILDEN I DANMARK" onafhankelijk verder te gaan. Onmiddellijk na de 6e Wereld Jamboree in Moisson Frankrijk werd daar de 11 Internationale Conferentie gehouden. Ove Holm, de Chief Scout van Det Danske Spejderkorps, verraste de aanwezigen met het voorstel om overal ter wereld de Vierde Tak de vrijheid te geven om, naar Deens voorbeeld, een onafhankelijke, landelijke organisatie te vormen.

De meeste nationale scoutingorganisaties voelden hier niet voor, en men sprak uit dat men de oud-scouts binnen de organisatie wilde houden. Men voorzag dat als oud-leden aparte verenigingen zouden gaan vormen, men niet alleen de controle zou verliezen maar ook het oorspronkelijke doel: Het reservoir van kennis, ervaring, vaardigheid en welwillendheid op de duur zou opdrogen en voor de NSO's verloren zou gaan

De Britse Beweging was beslist tegenstander van dit plan en wenste haar 14000 geregistreerde Old Scouts te behouden. Ook de Nederlandse NPV en feitelijk alle andere NSO's spraken zich uit tegen het plan. In 1948 (dus in het jubileumjaar van scouting) werd van 31 mei tot en met 5 juni door 1200 Londense padvinders de indrukwekkende en overdonderende show "BOY SCOUT" opgevoerd in een uitverkochte Albert Hall. Op 1 juni was de zaal gereserveerd voor de Old Scouts. Zij vulden die de zaal geheel. Chief Scout Lord Rowellan sprak hen toe en hield er de leden opnieuw de doelstellingen van Baden-Powell voor: het levend houden van de Scouting, de Belofte en de Wet.

Maar de Denen gaven niet op. De toenmalige Deense Gildenmeester - Erik Sjoquist - drukte het zo uit: "De OPV Gilden zijn geen deel van Scouting, zij zijn het resultaat van Scouting." OPVers van andere landen werden uitgenodigd naar Denemarken te komen om met het Deense systeem kennis te maken. Ook leden van de NPV Broederschap van Oud-Padvinders bezochten Denemarken. Sommigen kwamen zeer onder de indruk van wat zij zagen, o.a. dat de Kring bijeenkomsten gehouden werden in zeer formele avondkleding. Hetgeen op anderen weer een afschrikwekkende uitwerking had. Sommigen ontdekten ook dat er naast deze Elite ook nog een Deense organisatie bestond van minder draagkrachtige, gewone oud-leden, die echter werd 'doodgezwegen'.

Op de 12e Internationale Conferentie te Elvesaeter/Noorwegen (1949) kwam het onderwerp weer ter sprake en opnieuw bleek dat de NSO's tegen waren. Waarop de OPVers die wensten uit te treden een eigen Conferentie belegden in Lissabon/Portugal in 1950. Er werd een reglement opgesteld en ook een naam bedacht voor de nieuwe organisatie, te weten "International Fellowship of Old Scouts". Het rapport werd vol enthousiasme gezonden aan alle Nationale Hoofdkwartieren en alle OPV-secties van de NSO's. Maar tot teleurstelling van de initiatiefnemers was de reactie lauw. Er kwam zo goed als geen commentaar, kritiek of bijval. De geadresseerde NSO's hulden zich in een oorverdovend stilzwijgen. Ze waren geschrokken, geschokt of geërgerd door zoveel voortvarendheid en bevreesd hun OPV-tak te zullen verliezen. Men wilde niet dat er een 2e wereldorganisatie zou ontstaan die de naam Scouts zou voeren maar niet zou vallen onder de Wereld Organisatie. Men was bevreesd dat de leden hiervan verstrikt zouden kunnen raken in politieke of godsdienstige kwesties die, omdat het publiek geen onderscheid zou kunnen maken, tot verwarring aanleiding zouden kunnen geven en Scouting als geheel een slechts naam of roep zouden kunnen bezorgen.

B-P Guild of Old Scouts.png

Ondanks protest en bezwaar van het bestuur van de Britse Scouts Association besloot de leiding van de Old Scouts zich onafhankelijke te verklaren en verder te gaan als het 'B-P Guild of Old Scouts'. De leden werden hiervan op de hoogte gesteld maar men kwam van een koude kermis thuis. Velen lieten weten er niet over te denken 'hun' Beweging, die zij steunden en waarvoor zij op groeps- of districtsniveau werkzaam waren, de rug toe te keren en te verlaten. Het teleurgestelde nieuwe bestuur moest constateren dat slecht een klein deel van de Old Scouts bereid was ze te volgen.

Van 12 tot 15 mei 1951 organiseerden de Denen in Krogerup/Denemarken een internationale bijeenkomst. De NSO's maakten bekend dat de deelnemers niet mochten worden beschouwd als hun afgevaardigden. De aanwezigen besloten zich af te scheiden van hun landelijke organisaties. Men stelde zich voor dit tijdens de 13 Internationale Conferentie te Salzburg, (31 juli- 2 augustus 1951) bekend te maken. Men was er vast van overtuigd dat de NSO's tijdens deze Conferentie wel door de knieën zouden gaan en hun toestemming zouden geven. Derhalve werd reeds besloten na Salzburg, in september 1952, te London een feestelijke oprichtingsvergadering van de International Fellowship of Former Scouts te houden.

Toen echter de separatisten (uit Groot-Brittannië, Nederland en vele andere landen) weer thuis kwamen bleek dat zij geen poot aan de grond kregen bij hun Nationale Hoofdkwartieren. Erger nog deze toonden zich duidelijk geïrriteerd. En er begon zich, behalve in de Britse Old Scouts, ook een duidelijke splitsing af te tekenen in de Vierde Takken van de andere NSO's oa Nederlandse "Broederschap van Oud-Padvinders". Tijdens de Internationale Conferentie te Salzburg bleven de NSO's tegenstanders van het afscheidingsplan.

De separatisten kwamen niettemin van 12 - 15 september 1952 bijeen in Londen. Maar het werd geen feest en er vond geen oprichting plaats van de IFOFS. Om de NSO's tegemoet te komen bracht men de dagen door met het werken aan een compromis. Zo zou o.a. geen vereiste meer zijn dat de Vierde Takken uit hun NSO's zouden treden. De leden zouden, ook als zij hun NSO's trouw bleven, toch lid kunnen worden van de IFOFS. Dit plan nu zou worden voorgelegd aan de NSO's tijdens de 14e Internationale Conferentie te Vaduz (8 tot 12 augustus 1953). Tijdens deze conferentie maakten vele NSO's nogmaals duidelijk het er niet mee eens te zijn maar ook dat zij - onder protest - zich dan maar neerlegden bij de situatie. Het compromis werd geaccepteerd en men gaf - met tegenzin - toestemming tot het oprichten van een totaal onafhankelijke vereniging van 'oud-leden'.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Britse Girl Guides Association een Vierde Tak in het leven geroepen. Het Trefoil Guild telde een groot aantal leden. De Britse Dames piekerden er niet over om de Guide Association te verlaten. Het bereikte compromis had echter nieuwe mogelijkheden voor de 'oud-padvindsters' geopend en het Trefoil Guild kreeg nu wel interesse om toe te treden tot de International Oud-leden organisatie, nu zij immers tegelijkertijd lid van de vertrouwde GGA konden blijven. Ook 'oud-padvindsters' in andere landen besloten toen toe te treden tot de IFOFS.

In oktober 1953 kwam men bijeen in Lucerne/Zwitserland. De deelnemers kwamen hoofdzakelijk uit de West-Europese landen. Op 25 oktober, om 12 uur 's middags vond de officiële oprichting plaats van de International Fellowship of Former Scouts and Guides /Amité Internationale des Scouts et Guides Adultes. Zij die onafhankelijke wilden zijn waren dat nu. Maar in feite had niemand zijn doel bereikt. De separatisten niet maar de NSO's ook niet.

De resultaten van de IFOFSAG waren in de landen zeer verschillend. In de Scandinavische landen bloeide zij, in andere landen zoals Nederland en Groot Brittannië totaal niet.

Op de Britse Eilanden waren er meer oud-leden georganiseerd en werkzaam rondom de groepen en districten dan in het bij IFOFSAG aangesloten SCOUT GUILD. The SCOUT ASSOCIATION besloot in te grijpen en nam op 1 april 1971 het zieltogende Gilde weer onder haar vleugels. Men begon het weer te propageren. Er volgde een reorganisatie en het werd weer een reservoir van kennis en ervaring zoals Baden-Powell het bedoeld had. Velen, die in de vijftiger jaren geweigerd hadden zich af te scheiden, keerden nu terug en in maart 1976 werd de naam gewijzigd in SCOUT FELLOWSHIP en de leden weer de Vierde Tak van de Scout Association. Men bleef ook lid van IFOFSAG. Zij, die hun leiderscertificaten inleverden werden automatische lid van de FELLOWSHIP en bleven dus lid van de Scout Association.

Fellowship.png

In juni 2000 werd organisatie weer gewijzigd. De Scout Association beëindigde het automatische ISGF lidmaatschap van haar Vierde Tak. Leden die daarnaast toch ISGF lid wilden blijven konden dit uiteraard doen. De Vierde Tak ging verder onder de naam FELLOWSHIP met als motto 'Active Support'. Het ISGF logo werd vervangen door een nieuw met het embleem van de Scout Association.

De Koude Oorlog eindigde met de Val van het IJzeren Gordijn en het verdwijnen van de Communistische regimes en in Oost en Centraal Europese landen. Scouting en Guiding, 40 jaar of meer geleden verboden en vervolgd herleefden. Zij die deze moeilijke periode hadden overleefd, doch wel ouder waren geworden, kwamen weer te voorschijn en stelden al hun krachten ter beschikking van de wederoprichting.

Uiteraard stelden de heroplevende organisaties zich in verbinding met de Wereld Bureau en de Westerse Scouting en organisatie. Zij ontvingen hulp en materiaal. Daar Engels de voertaal was ontvingen zij ook in het Engels gestelde handboeken, waaronder het Britse boekje 'FELLOWSHIP' Gevolg was dan ook de vele oud-leden in de voormalige communistische landen, zeer verstandig, zich organiseerden als Vierde Tak van de NSO en niet als 'onafhankelijken' al hoewel zij zich later wel aansloten bij IFOFSAG.

Dit artikel is van Piet J.Kroonenberg. Het is het eerste deel van een artikel getiteld "Van OPV via VVS naar plusscouts". Lees het hele artikel Van OPV via VVS naar plusscouts

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.