Hij werd in Den Haag geboren in een innig godsdienstige familie: van de tien kinderen werden er twee pater en drie meisjes gingen naar de Congregatie te Tilburg. Als prefect in Katwijk, als directeur van het patronaat in Rotterdam of als aalmoezenier van zijn verkenners in Utrecht: overal bracht hij het jeugdwerk tot bloei. Toen iedereen nog aarzelde, had hij al een verkennerstroep bij elkaar. In Groningen leidde hij de meisjes van St. Francisca Romana en dat werk ging ook met sprongen vooruit. Hij diende de Sociëteit in verschillende functies: als rector van de St. Jozefkapel op de Rozengracht te Amsterdam, als minister in Groningen, Maastricht en later van Huize Katwijk in Den Haag[1].
Hij was een van de eerste aalmoezeniers van de katholieke verkennersbeweging, die in 1930, na enkele lokale proefnemingen sinds 1926, als vereniging aangesloten bij De Nederlandse Padvinders werd opgericht[2].