De dienaren van Hare Majesteit

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
De dienaren van Hare Majesteit
Originele titel
Her Majesty’s Servants 
Auteur
Verzameling
Eerste uitgaven
 maart 1894 

De dienaren van Hare Majesteit is een kort verhaal van de Britse schrijver Rudyard Kipling. Het werd voor het eerst gepubliceerd in maart 1894 in Harper’s Weekly en het Pall Mall Magazine. Met de titel “Servants of the Queen” verscheen het in de eerste ‘Engelse’ editie van het Jungleboek. In de Amerikaanse editie werd de titel “Her Majesty’s Servants” gebruikt. Deze titel is vervolgens ook in de verdere standaard edities gebruikt.

Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing; Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

In de stad Rawalpindi (*) is de onderkoning van India in afwachting van het bezoek van de Afghaanse Amir. Op het kamp heerst een drukte van mensen en hun dieren. De bagage kamelen zijn nogal zenuwachtige dieren en slaan snel op hol. Op een natte nacht stromen ze een tent onder de voeten, de bewoner moet een schuilplaats zoeken om het vege lijf te reden. Andere dieren in de buurt, de muilezels, enkele paarden, wat ossen en een olifant worden allemaal in hun rust gestoord door de stormloop. De dieren zijn allemaal onderdeel van het leger.

De dieren spreken over hun ervaringen met hun werk en de angsten die ze hebben. De muilezel geeft aa ndat het belangrijk is om het hoofd erbij te houden en je plicht te doen. Een troepenpaard spreekt over het vertrouwen dat hij moet hebben in zijn ruiter. De inmiddels rustige bagage kamelen leggen uit hoe ze gaan liggen om de soldaten te dekken bij beschietingen. En de ossen vertellen over de grote kanonnen die ze moeten slepen als de olifanten het niet meer willen doen. Het intelligentste en sterkste dier is de olifant legt uit dat hij vaak niet door kan gaan omdat hij ‘in zijn hoofd’ kan zien wat er gaat gebeuren. Als hij alarm slaat is iedereen bang.

Als de parade voor de Amir daar is, zijn alle dieren paraat en doen hun plicht. De Afghaanse delegatie is erg onder de indruk van de discipline die hun wordt getoond. Een lokale officier legt uit dat de komt omdat de dieren en hun mensen hun bevelen strak opvolgen die voortkomen van Hare Majesteit de Koningin zelf. [1]

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

In het voorjaar van 1885 deed Kipling verslag van de ontmoeting tussen de onderkoning van India, die de koningin-keizerin vertegenwoordigd, en de Amir van Afghanistan. In niet tijd vreesde men in India, Ruslands ambities om uitgebreiden. Men was bang dat het land veel invloed op de Afghaanse gebieden zou krijgen. Afghanistan lag tussen Rusland en India. Dit was de achtergrond van “the great game” (de rivaliteit tussen Rusland en India). Tijdens deze rivaliteit was er veel onderlinge spionage en contraspionage. Het verhaal “Kim” van Kipling heeft deze periode als onderwerp.

In Rawalpindi was de formele ontmoeting (Dubar) tussen onderkoning, Lord Dufferin en de Amir van Afghanistan, Abdur Rahman.

Kipling deed verslag voor de Civil and Military Gazette. Hij stuurde zo’n 17 artikelen over de gebeurtenissen naar de redactie in Lahore. Hij beschreef het wachten op de Amir, de Durbar, de militaire parade en de sluiting van het kamp.

Ondanks het slechte weer bleef Kiplings toon luchtig. Dit leverde artikelen op die goed en licht te lezen waren. Verschillende van deze artikelen werden door Thomas Pinney opgenomen in “Kipling in India”

voetnoot[bewerken | brontekst bewerken]

(*) De, nu Pakistaanse stad Rawalpindi was tussen 1849 en 1949 deel van het Britse India.

Bronnen en referenties

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.