Frits Jonker

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken


prof. dr. Fredrik Pieter (Frits) Jonker
Frits Jonker.jpg
Icon boy scout.svg
De Nederlandse Padvinders klein.png
De Nederlandse Padvinders
Hollandsche Jongensbond, Groep 3 Amersfoort, Johan de Wittgroep
Geboorteplaats
Almelo ­Overijssel ­Nederland
Geboortedatum
11 november 1912
Overlijdensplaats
Leerdam ­Gelderland ­Nederland
Overlijdensdatum
2 april 1995
Bezig met het laden van de kaart...
Waarderingsteken(s)
 Zilveren Jacobsstaf 

Frits Jonker was een Nederlandse hoogleraar bijzondere plantkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht en hoofdkwartiercommissaris voor verkenners bij De Nederlandse Padvinders.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Het beschrijven van zijn levensgeschiedenis is het beschrijven van de geschiedenis van zijn laboratorium aan de universiteit. Hij werd geboren in Almelo. Zijn vader en moeder waren leraren en beiden hielden van (wilde) planten. Zijn biologieleraar op de middelbare school was dr. J. Van Beusekom, een Utrechtse botanicus, die ook hopman was van de verkenners. In deze jaren was ‘de Beus’ een beslissende factor voor het begin van Jonkers carrière; dankzij Van Beusekom ging hij studeren. Op 16-jarige leeftijd schreef hij zich in aan de Universiteit Utrecht, waar hij plantkunde ging studeren. Hij was een slimme student en al in 1932 behaalde hij als een van de eersten van zijn jaar zijn “kandidaats” (BSc) in de botanie en in 1934 zijn “doctoraal” (MSc) in de plantkunde. In 1934 ging de tweede assistent, dr. S.J. van Oostrom, naar de Universiteit Leiden en Jonker werd in zijn plaats benoemd. In 1938 werd hij benoemd tot eerste assistent en in 1939 behaalde hij cum laude zijn doctorstitel (Phd) op zijn proefschrift getiteld “A Monograph of the Burmanniaceae”. In 1947 trouwde hij met Anneke Verhoef. In de jaren vijftig was hij ook actief bij de K.N.B.V, de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging. Hij was secretaris van de Commissie voor Plantensystematiek en Plantengeografie in 1953, voorzitter in 1954, secretaris van de Commissie voor Biosociologie en Veenonderzoek van Nederland in 1954 en 1955, voorzitter in 1961. De Botanische Vereniging benoemde hem tot erelid in 1967. Na 1960 begon hij als hoogleraar cursussen paleobotanie te organiseren voor studenten geologie en biologie. Op zijn initiatief werden een aantal cursussen opgezet waarin de nadruk werd gelegd op de onderlinge relatie tussen biologie en geologie. Van 1968 tot 1971 was hij voorzitter van de subfaculteit Biologie in Utrecht en voorzitter van de Koninklijke Botanische Vereniging Nederland. Het was voor hem een moeilijk moment toen hij het grootste deel van de actieve deelname aan excursies moest opgeven. Gedurende zijn professionele leven bleef hij botanist en taxonoom. Voor zijn levenswerk werd hij in 1973 benoemd tot Founder Fellow van de Palynological Society of India. Een jaar later ontving hij de Gunnar Erdtman International Medal for Palynology. Op eigen verzoek trok hij zich op 1 september 1978 terug uit het formele academische leven aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Terugkijkend op al die jaren leverde hij belangrijke bijdragen aan de botanische wetenschap in het algemeen en aan de paleobotanie in het bijzonder, zowel in Nederland als daarbuiten.

Scouting[bewerken | brontekst bewerken]

Al in zijn jeugd was hij actief in Scouting. In 1924 was hij patrouilleleider bij de HJB Verkenners in Almelo. Tussen 1929 en 1935 was hij lid van een troep in Amersfoort. In 1932 werd hij vaandrig van Groep 3 in Amersfoort. In 1933 volgde hij de Gilwellcursus. Twee jaar later richtte hij in Utrecht de Johan de Wittgroep, groep 11 der NPV, op. In oktober 1937 werd hij samen met A.M. Kajaan benoemd tot assistent-districtscommissaris voor verkenners in het district Utrecht. Hij woonde op de Catharijnesingel. In 1940 werd hij waarnemend-districtscommissaris in Utrecht. Op 2 april 1941 werd Scouting door de Duitse bezetter verboden. Door heel Nederland werden veel commissarissen van Scouting direct na het verbod gevangen gezet en verhoord. Onder hen waren ook de districtscommissarissen Frits Jonker, Han Rozendaal en Zeger Salomé.

J. van Eijbergen, patrouilleleider van de Otters van de Dr. Hoogenhuyzegroep, Groep 4 der NPV uit Utrecht, schreef op zaterdag 5 april 1941 in zijn logboek:

We blijven in onze padvinderswet een richtsnoer zien voor de toekomst. De gewone troepbijeenkomsten zijn voorlopig uitgeschakeld. De leiding zal de nu vrijkomende tijd meer gebruiken om het contact met de ouders gaande te houden. De P.L’s wordt aanbevolen om de patrouillemiddagen gaande te houden. Meer mogen en willen we niet doen omdat onze commissarissen, de hoplieden Jonker en Rozendaal in hechtenis genomen zijn en zij voor ons zitten. We zullen dus allen pogingen doen om geen ongeoorloofde dingen te doen om hen niet een onnodig langere straf te bezorgen.

Na de oorlog in 1945 helpt hij samen met de burgemeester van Utrecht bij de heroprichting van district Utrecht en werd hoofdkwartiercommissaris voor Verkenners bij het Nationaal Hoofdkwartier. Hij nam in 1957 afscheid van de padvinderij.

Onderscheidingen en eretitels[bewerken | brontekst bewerken]

  • Zilveren Jacobsstaf (NPV, 1954)
  • Erelid van de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging (1967)
  • Founder Fellow van de Palynological Society of India (1973)
  • Gunnar Erdtman International Medal for Palynology (1974)


Bronnen en referenties

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.