Johan van Gelein Vitringa: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Persoon |Naam=Mr. dr. Johannes (Johan) van Gelein Vitringa |Geslacht=man |Beweging=De Nederlandse Padvinders |Groep=Raad der Vereeniging |Geboorteplaats=Arnhem |G...') |
|||
Regel 16: | Regel 16: | ||
==Levensloop== | ==Levensloop== | ||
Hij <ref>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_van_Gelein_Vitringa Wikipedia}</ref> studeerde rechten aan de Universiteit Leiden van 1893 tot 1897. Hij trouwde in Arnhem op 28 maart 1901 met Elisabeth Helena van Tienhoven. Na een loopbaan als jurist, rechter (rechtbank) en raadsheer (gerechtshof), werd hij op 8 juni 1923 door de Hoge Raad aanbevolen voor benoeming tot raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden; zijn benoeming door de Tweede Kamer der Staten Generaal volgde op 23 juni 1923. Hij werd op 1 september 1941 ontslagen op last van Arthur Seyss-Inquart (Rijkscommissaris van Nederland, namens nazi-Duitsland), omdat hij te oud zou zijn. | Hij <ref>[https://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_van_Gelein_Vitringa Wikipedia}</ref> studeerde rechten en promoveerde aan de Universiteit Leiden van 1893 tot 1897. Hij trouwde in Arnhem op 28 maart 1901 met Elisabeth Helena van Tienhoven. Na een loopbaan als jurist, rechter (rechtbank) en raadsheer (gerechtshof), werd hij op 8 juni 1923 door de Hoge Raad aanbevolen voor benoeming tot raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden; zijn benoeming door de Tweede Kamer der Staten Generaal volgde op 23 juni 1923. Hij werd op 1 september 1941 ontslagen op last van Arthur Seyss-Inquart (Rijkscommissaris van Nederland, namens nazi-Duitsland), omdat hij te oud zou zijn. | ||
==Scouting== | ==Scouting== |
Versie van 24 jan 2022 16:15
Johan van Gelein Vitringa was een Nederlandse jurist en lid van de Raad der Vereeniging van De Nederlandse Padvinders.
Levensloop
Hij [1] studeerde rechten en promoveerde aan de Universiteit Leiden van 1893 tot 1897. Hij trouwde in Arnhem op 28 maart 1901 met Elisabeth Helena van Tienhoven. Na een loopbaan als jurist, rechter (rechtbank) en raadsheer (gerechtshof), werd hij op 8 juni 1923 door de Hoge Raad aanbevolen voor benoeming tot raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden; zijn benoeming door de Tweede Kamer der Staten Generaal volgde op 23 juni 1923. Hij werd op 1 september 1941 ontslagen op last van Arthur Seyss-Inquart (Rijkscommissaris van Nederland, namens nazi-Duitsland), omdat hij te oud zou zijn.
Scouting
Hij was lid van de Raad der Vereeniging van De Nederlandsche Padvinders bij de instelling in 1927.
Onderscheidingen en eretitels
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (Koninkrijk der Nederlanden, 1921)