Hij was in 1909 aangekomen in Nederlands-Indië en bekleedde daar diverse juridische functies tot 1922. Zo [1] was hij onder andere advocaat-fiscaal (Officier van Justitie) bij de Land- en Zeemacht in Nederlands-Indië. Na een kort verblijf in 1922 in Den Haag, vertrok hij naar Baden Baden in Duitsland. Hij werd uiteindelijk procureur-generaal bij het gerechtshof in Batavia (Nederlands-Indië) van 1930 tot 1934[2]. Van eind 1934 tot medio 1937 woonde hij weer in Den Haag. Op 6 augustus 1937 werd hij benoemd tot Officier van Justitie bij de Arrondissementsrechtbank te Maastricht. Hij nam zijn intrek in een woning aan het Vrijthof. Na de Tweede Wereldoorlog woont hij op de Sint Hubertuslaan in Maastricht in een woning tegenover de toenmalige Tapijnkazerne. Hem is het ridderschap in de Orde van de Nederlandse Leeuw ontnomen bij Koninklijk Besluit van 6 maart 1950. De reden hiervoor is nog niet bekend; de archiefstukken van de Nederlandse overheid hierover zijn nog niet openbaar[3].
Scouting
Hij was lid van de Raad der Vereeniging van De Nederlandse Padvinders in 1937.
Onderscheidingen en eretitels
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (Koninkrijk der Nederlanden, 1932)
Commandeur in de Meest Nobele Orde van de Kroon van Siam (Koninkrijk Siam, 1929)