Philips en de padvinderij
Onmiskenbaar heeft het bedrijf Philips en zeker de heer Frits Philips een belangrijke bijdrage geleverd aan het bestaan van de padvinderij, een jeugdbeweging voor jongens en meisjes in Eindhoven. In enkele korte beschrijvingen en anekdotes is hier gepoogd een beeld te schetsen van die bijdrage. Maar tegelijkertijd realiserend dat hiermee zeker tekort wordt gedaan aan al hetgeen nog meer voor en achter de schermen ter stimulering van de Padvinderij door Philips en met name de heer Frits Philips heeft plaatsgevonden.
Padvinderijontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]
Door het bestaan van het bedrijf Philips werden allerlei vaklieden, ingenieurs en wetenschappers aangetrokken. Niet zelden kwam het midden en hoger kader uit andere delen van Nederland dan Brabant en Limburg. Vaak waren deze mannen, vrouwen en kinderen als welp, voortrekker of leider al eerder bij de padvinderij betrokken geweest. Hierdoor werd de vereniging "De Nederlandse Padvinders" (NPV) voorzien van een permanente stroom van zowel jeugdleden als leiding. Zo stonden de vakwerkers van Philips in de jaren dertig erom bekend dat zij hun eigen kano’s bouwden bij de padvinderij. Voor de goede orde de NPV had een neutraal karakter. Er waren zowel katholieken als protestanten lid van de padvinderij. Zeker tot de jaren dertig van de vorige eeuw was de padvinderij een beweging voor de meer gegoede burgerij en had een enigszins elitair karakter. Ondanks de oprichting van de katholieke verkennerij in 1930 behield de NPV haar meer neutrale karakter. Na de oorlog kwamen er diverse padvindersgroepen bij en werd het aantal van 5 groepen uitgebreid naar 16. Van deze 16 groepen stonden enkele groepen bekend als Chi-groep en hadden onmiskenbaar een protestants-christelijke signatuur. De groepen zaten aan de rand van de stad namelijk op de Wielewaal en voor een belangrijk deel in de Engelse Tuin. De toestroom van personeel bij het bedrijf Philips van ‘boven de rivieren’ leverde dus ongemerkt een bijdrage aan het voortbestaan van de NPV-groepen. Ook doordat bijvoorbeeld de vaders van de padvinderszonen materialen regelden waar men als leidinggevende of hoger kader vaak de beschikking over had en anderzijds konden zij ook de contacten leggen voor andere noodzakelijk zaken. Zoals in 1956 toen na talloze financiële acties en maanden zwoegen de vader van een welp (directeur bij Philips) langs zijn neus af vroeg of men hout kon gebruiken voor het dak van de blokhut van de Roode Vlam. Een week later arriveerde een vrachtauto met houten schotten compleet met timmerlieden zodat het dak binnen afzienbare tijd af was. Maar ook in diezelfde tijd wilde het toeval dat Philips aan de Oirschotsedijk een nieuwe fabriek ging bouwen en als proef een pomp wilde slaan. De proef vond echter plaats in de Engelse Tuin waardoor men jarenlang water van goede kwaliteit had. De grond waar de vele naoorlogse padvindersgroepen in Stratum begin jaren vijftig de eerste blokhutten optrokken was van Philips en heette zo bleek reeds ‘De Engelse Tuin’. Dit landgoed had het bedrijf Philips verworven van jonkheer Loudon. En nadat de snelweg en hoogspanningsleiding werden aangelegd kreeg men een stuk grond aan de andere zijde van de snelweg toegewezen, ook van Philips. Een locatie waar later de Eindhovense Manege domicilie koos. Natuurlijk stond indertijd aan het hoofd van het grondbedrijf een oud-padvinder. Men was in Stratum content.
Frits Philips[bewerken | brontekst bewerken]
Frits Philips was al vroeg betrokken bij de padvinderij. In 1918 zat hij reeds als 12-jarige in groep 1 in het nest Hert. In 1927 werd de eerste blokhut gebouwd in het padvindersbos van Anton Fens van door Frits Philips geschonken palen. Deze blokhut stond in een bosje gelegen nabij de Aalsterweg waar nu het Sint Joris College gevestigd is. Daarna is hij ook nog lid geweest van groep 2 Graaf Folke Bernadotte. Daar heeft hij de allerplezierigste herinneringen aan zo is bekend. Evenals aan Mr. Fens, oprichter en leider van groep Een. Het was natuurlijk geen toeval dat de chauffeur van de heer Frits Philips, hopman in Stratum, zijn zaken voor de groep goed kon regelen in de jaren ‘60. Hierdoor kreeg bijvoorbeeld de agregaat waarmee Philips zijn vliegtuigje opstartte later een tweede leven bij de Roode Vlam.
Het vliegtuigje waaruit in 1952 Frits Philips zelf peperkoek aan parachutes uitgeworpen had over de honderden padvinders op het Jupika. Dit Jubileum Pinksterkamp werd gehouden op de Witte Bergen te Oirschot vanwege het 50-jarig bestaan van de padvinderij in eindhoven en omgeving en het jubileum van toenmalig districtscommissaris Anton Fens.
Een ander verhaal speelt zich af in de nadagen van de oorlog, mei 1945. Toen de hopman van De Vlammende Vonk vlak na de oorlog op het landgoed van Philips nabij de Oirschotsedijk rondwandelde ontdekte deze een zeldzame paddenstoel. De heer B. Schäffner wist deze paddenstoel te determineren en het bleek dat deze paddenstoel afkomstig was uit het Duitse hooggebergte. Het was Frits Philips die deze hopman toestemming gaf om gedurende zijn gehele leven te wandelen op de Wielewaal. De jongens van Frits Philips namelijk Ton, Weiner en Frits junior zaten ook bij de padvinderij. Ton heeft even bij groep 5 De Roode Vlam gezeten, maar zat later bij groep 4 de Prins Willem I groep. Frits was sowieso direct betrokken bij de padvinderij, omdat op landgoed De Wielewaal padvinders huisden. En omdat er behoefte was aan een nieuwe blokhut had Wil Grimijzer afgesproken om samen met Frits Philips een goede locatie voor de blokhut uit te zoeken. Ze vertrokken ondanks dat het regende dat het goot vanuit de Boschdijk, het woonhuis van Wil Grimijzer. Beiden wisten wel een mooi plekje achter op het terrein. Echter door de modder kwam de Lancia van Frits Philips op een bospad vast te zitten. Met veel moeite om de auto uit de modder los te krijgen en daardoor flink onder de modder hebben ze samen de locatie gekozen waar later een betonnen clubhuis met rieten dak is neergezet, al dan niet met vergunning. En of Wil niet iemand kende bij technische bedrijven waardoor de waterpomp ook op deze plek snel geregeld werd, zo wil het verhaal. Maar ook toen boswachter Wildenburg met zijn (vals gemaakte) bouvier al te vaak en te opdringerig commentaar leverde over het gebruik van hout en vuurtjes stoken was het Frits Philips die orde op zaken stelde. In mei 1957 verscheen er een berichtje in de Eindhovense dagbladen, dat op 25 mei de eerste Eindhovense zeeverkennersgroep opgericht was. Dit berichtje ging vergezeld van een tekening, waar op een zeeverkennertje een pak zout leegstortte boven een ven. Het onderschrift luidde: “Wij wachten tot de vloed opkomt”. De nieuwbakken groep, ingeschreven als groep 16 bij de NPV zou de De Clippers heten, naar de laatste grote zeilschepen. Maar na korte besprekingen werd in 1962 besloten de groep een meer op Eindhoven gerichte naam te geven: de Dr. A. F. Philipsgroep. Ondanks dat Frits Philips niet zelf meer actief was als scout, is hij tot het allerlaatst lid van de Vereniging Vrienden van Scouting gebleven. Maar ook was hij lid van de Baden-Powell Fellowship een wereldwijde, invloedrijke club van gefortuneerde oud-scouts onder leiding van de Carl-Gustav, de koning van Zweden.
De nieuwste high-tech materialen van Philips[bewerken | brontekst bewerken]
Zo wil de overlevering dat de landelijke radiowedstrijd van het ‘Spiedend Oor’ op 6 juli 1957, ter viering van 50 jaar Boy-scouts, nooit gewonnen had kunnen worden als de vaders niet ‘de beschikking’ hadden gehad over portofoons (de mobieltjes van toen) van Philips. Erg tekenend is ook het verhaal van de Eindhoven band die haar muzikaal niveau verbeterde doordat men de eigen oefeningen kon beluisteren op de ‘magnetofoon’. Zo noemde men indertijd de bandrecorder. Het was het nieuwste snufje op technisch gebied van Philips in 1956.