Scouting Rijswijkse Meeuwen Watergeuzen
De Scouting Rijswijkse Meeuwen Watergeuzen is een scoutinggroep in Den Haag op de grens van Rijswijk en Voorburg (Zuid-Holland).
Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]
De Watergeuzen maakten deel uit van de Jonge Verkenners II. Op 1 november 1952 kwam aan deze personele unie een eind en werden de Watergeuzen (Groep 94) zelfstandig met schipper Van Ellinkhuizen. De geschiedenis van de Watergeuzen gaat nog verder terug maar het is lastig om een historisch correct beeld te scheppen. Vast staat dat de Watergeuzen hun oorsprong hadden in de HWS, de Haagsche Waterscouts, maar toen de HWS in 1953 naar Voorschoten ging met schipper A.G. Duijff (initiatiefnemer van de lelieschouw), is er een groep in Scheveningen gebleven die aansluiting kreeg met de Jonge Verkenners met schipper Cor Knoester. De naam werd De Watergeuzen. In Den Haag was nog een zeeverkennersgroep, de Noord Hinder, waarvan de schipper op zeker moment vertrok en de stuurman K.Ph. van Ellinkhuizen zich aansloot bij de Watergeuzen. Later werd van van Ellinkhuizen de schipper. Er waren drie stuurlieden: stuurman Grim, stuurman Houdé en stuurman Roeleveld. De groep was nog erg klein en telde op 13 oktober 1952 slechts 13 verkenners verdeeld over drie bakken:
- Noord Hinderbak
- Everingenbak
- Malzwinbak
Voor zover bekend waren er ook twee loodsen o.l.v. loodsschipper Knoester. Deze loodsen gingen later over naar de districtsstam. Schipper Van Ellinkhuizen bedankte per 1 mei 1953, omdat hij als bouwkundige een positie aanvaard had in Winterswijk. Bas Roeleveld volgde hem op als schipper. Ten afscheid werd schipper Ellinkhuizen een foto aangeboden van de groep (18 april 1953). De troep beschikte over een houten roeivlet, een Canadese kano (in slechte staat) en een zeilsloepje. De financiële toestand was verre van rooskleurig. Er was geen welpenhorde verbonden aan de groep. Aanschaffen van nieuw of beter materiaal was uitgesloten.
Tijdens de stormramp in 1953 was er grote vraag naar kleine bootjes om mensen van daken etc. te halen. In allerijl is getracht de vlet vaarklaar te maken, maar voor het zover was werd over de radio gezegd dat er geen behoefte meer was aan vletten en dergelijke
Bijeenkomsten werden aanvankelijk gehouden in een pakhuis van een rederij in Scheveningen later in een souterrain in de Symonsstraat. Het was daar nat, koud, het stonk er, de riolering lekte en elektriciteit en licht moest zelf aangelegd worden.
Via dr. Van den Burg (toenmalig districtscommissaris zeeverkenners en initiatiefnemer voor de lelievlet) en een van onze verkenners kwam de groep ter ore dat op de gezamenlijke grens van Den Haag, Voorburg en Rijswijk aan de Binckhorstlaan twee welpenhordes opereerden, De Poema's, die over een groepshuis aan het water beschikten en op zoek waren naar een zeeverkennerstroep! De contacten werden gelegd met in de eerste plaats akela Struys en de groepsleider oûbaas Van der Velden. Op 8 juli 1953 was de fusie een feit en op 18 juli 1953 doen de Watergeuzen hun intrede in het groepshuis aan de Binckhorstlaan. De groep begon snel te groeien en er kon wat zeilmateriaal aangeschaft worden (o.a. twee Scheldejollen).
Pas later kwamen de Rijswijkse Meeuwen in beeld, op 2 januari 1954 kwamen drie verkenners van die groep over. Die groep was nagenoeg leeggelopen; er waren nog maar zes verkenners, waarvan er drie bij de Watergeuzen aanmonsterden. De Rijswijkse Meeuwen hadden in november 1951 nog een reünie gehouden voor de oud-leden en die van de Arentsburghgroep[1]. Aangezien de Rijswijkse Meeuwen een lange historie hadden (opgericht in 1926), wilde men deze naam laten voortleven. Anderzijds voelde de Watergeuzen er niets voor hun groepsnaam op te geven, vandaar uiteindelijk de dubbele naam. Pas op 8 oktober 1955 werd deze fusie officieel een feit!
Omdat de namen van de bakken ontleend waren aan banken of geulen in de Nederlandse kustwateren en weinig mensen die kenden, ging men over nieuwe baksnamen ontleend aan de geschiedenis van de Watergeuzen. Op 9 januari 1954 werden de volgende wijzigingen aangebracht:
- Noord-Hinder werd Coppelstock
- Malzwin werd Blois van Treslong
- Everingen werd Dirk Duivel
Later kwamen daar nog bij: Lumey en Jan Haring.
In 1954 wordt de verkennerstroep gesplitst in een junioren- en een seniorengroep. Stuurman Houdé werd schipper van de senioren, stuurman Ram werd schipper van de junioren, bijgestaan door stuurman Van Bekkum. In 1955 hadden de eerste lelievletten hun intrede gedaan en beschikten de groep over een sloep die omgebouwd werd tot tweemastzeilboot: De Halve Maen.
Speltakken[bewerken | brontekst bewerken]
De groep heeft de volgende speltakken:
- Bevers- 5 tot 7 jaar
- Welpen- 7 tot 10 jaar
- Junioren- 10 tot 14 jaar
- Senioren- 14 tot 18 jaar
- Jan Haring Stam- 18 tot 21 jaar
Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]
De groep doet mee aan ... en organiseert ......