De Jutters (Den Helder): verschil tussen versies

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Ga naar:navigatie, zoeken
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 20: Regel 20:
== Geschiedenis ==
== Geschiedenis ==
=== 1911 ===
=== 1911 ===
De afdeling "Helder" werd opgericht in 1911 als één van de eerste afdelingen van de [[Nederlandse Padvindersorganisatie]]. Volgens overlevering nam nog voor de oprichting een marineofficier, luitenant M. Heijbroek, op verzoek van enkele jongens de leiding van twaalf van hen op zich. De groep breidde zich uit en Den Helder kon in februari 1911 zo'n 240 padvinders aanmelden.  
De afdeling "Helder" werd opgericht in 1911 als één van de eerste afdelingen van de [[Nederlandse Padvindersorganisatie]]. Volgens overlevering nam nog voor de oprichting een marineofficier, luitenant M. Heijbroek, op verzoek van enkele jongens de leiding van twaalf van hen op zich. De troep breidde zich uit en Den Helder kon in februari 1911 zo'n 240 padvinders aanmelden.  


De animo onder de jongeren is in Den Helder zo groot, zodat het bestuur zich moest beperken tot de jongens van 14 jaar en ouder. De eerste aspirant-padvinders werden tijdens Pinksteren, op zondag 4 juni 1911, door de heer [[Conrad Collette|C.J.M. Colette]] geïnstalleerd in aanwezigheid van algemeen secretaris, de heer [[Philip Johan Petrus Metelerkamp|Metelerkamp]] uit Amsterdam. De plaatselijke ambachtschool zorgde voor de stokken en de heer Nypels droeg zorg dat de kleding op de beste en goedkoopste wijze kon worden aangeschaft. Hulde ging uit naar Dr. [[Gos Lingbeek|Lingbeek]] en de heer [[Gos de Voogt|De Voogt]], die de padvindersbeweging in Nederland op touw hebben gezet en naar de heer Carpentier die in Den Helder als eerste de aandacht op de beweging vestigde. De heer Heijbroek werd de eerste hoofdleider van de groep.  
De animo onder de jongeren is in Den Helder zo groot, zodat het bestuur zich moest beperken tot de jongens van 14 jaar en ouder. De eerste aspirant-padvinders werden tijdens Pinksteren, op zondag 4 juni 1911, door de heer [[Conrad Collette|C.J.M. Colette]] geïnstalleerd in aanwezigheid van algemeen secretaris, de heer [[Philip Johan Petrus Metelerkamp|Metelerkamp]] uit Amsterdam. De plaatselijke ambachtschool zorgde voor de stokken en de heer Nypels droeg zorg dat de kleding op de beste en goedkoopste wijze kon worden aangeschaft. Hulde ging uit naar Dr. [[Gos Lingbeek|Lingbeek]] en de heer [[Gos de Voogt|De Voogt]], die de padvindersbeweging in Nederland op touw hebben gezet en naar de heer Carpentier die in Den Helder als eerste de aandacht op de beweging vestigde. De heer Heijbroek werd de eerste hoofdleider van de troep.  


Op de avond van de installatie konden de padvinders direct aan de slag. Zij hielpen een grote boerderijbrand blussen die ontstaan was door hevig onweer. Deze hulp kreeg tegenwerking van de omwonende boeren, die het bluswerk voor geld deden en van vrijwillige hulpverlening niets wilden weten. De padvinders zetten echter door en mochten hun hulp beloond zien met een volledige blussing.
Op de avond van de installatie konden de padvinders direct aan de slag. Zij hielpen een grote boerderijbrand blussen die ontstaan was door hevig onweer. Deze hulp kreeg tegenwerking van de omwonende boeren, die het bluswerk voor geld deden en van vrijwillige hulpverlening niets wilden weten. De padvinders zetten echter door en mochten hun hulp beloond zien met een volledige blussing.
Regel 32: Regel 32:
Om het gebouw aan de Fortweg in stand te houden, werd op 16 januari 1913 in Casino een padvindersuitvoering gegeven. Een padvindersorkest bestaande uit piano, viool en mandoline, bracht "Boys be prepared" van Paul A. Rubbens ten gehore en voor het toneelstuk was art.5 van de padvinderswet als uitgangspunt genomen; "Een padvinder is altijd beleefd en ridderlijk". De avond werd ook gebruikt voor installaties van padvinders en uitreiken van vakinsignes. Door voorzitter Collette werden twee leden tot 1e klaspadvinder gepromoveerd en hij vertelde dat het animo voor het behalen van vakinsignes groot is. De insignes smid, wielrijder, bespieder, loodgieter, technicus, wegwijzer en pionier werden uitgereikt. Onder de genodigden bevond zich de voorzitter van de senaat van het Korps Adelborsten en hij schonk een krans voor het clubhuis. De heer Collette bedankte het korps voor alle medewerking die ze hadden verleend. De troep kreeg voor hun kampen tenten en keukengereedschappen te leen. In 1913 was al sprake van padvindsters, want er werd namelijk een ernstige waarschuwing gegeven aan padvinders en padvindsters om niet te gaan pootje baden, want dat zou ongezond zijn.
Om het gebouw aan de Fortweg in stand te houden, werd op 16 januari 1913 in Casino een padvindersuitvoering gegeven. Een padvindersorkest bestaande uit piano, viool en mandoline, bracht "Boys be prepared" van Paul A. Rubbens ten gehore en voor het toneelstuk was art.5 van de padvinderswet als uitgangspunt genomen; "Een padvinder is altijd beleefd en ridderlijk". De avond werd ook gebruikt voor installaties van padvinders en uitreiken van vakinsignes. Door voorzitter Collette werden twee leden tot 1e klaspadvinder gepromoveerd en hij vertelde dat het animo voor het behalen van vakinsignes groot is. De insignes smid, wielrijder, bespieder, loodgieter, technicus, wegwijzer en pionier werden uitgereikt. Onder de genodigden bevond zich de voorzitter van de senaat van het Korps Adelborsten en hij schonk een krans voor het clubhuis. De heer Collette bedankte het korps voor alle medewerking die ze hadden verleend. De troep kreeg voor hun kampen tenten en keukengereedschappen te leen. In 1913 was al sprake van padvindsters, want er werd namelijk een ernstige waarschuwing gegeven aan padvinders en padvindsters om niet te gaan pootje baden, want dat zou ongezond zijn.


In 1913 dienden zich twee leiders bij de groep aan, die uitgroeiden tot flinke bekendheid in de Nederlandse padvinderij: de heren [[Alexander Slingervoet Ramondt]] en [[Govert Johan Ranneft|Joop Ranneft]]. De heer Slingervoet Ramondt genoot faam door zijn fotografie. Hij had een eigen rubriek Rondom de Roode Lamp in het blad De Padvinder en was als scheikundige de bedenker van de kampvuurfoto. De techniek werd als volgt beschreven: "Hoewel het stikdonker was, is dat toch best gegaan en wel op de volgende listige manier. Nadat door bekwame hand eenige .... (volgen zeer geleerde chemische benamingen) gemengd waren, werd een emmer met een waschblik erin tot kampvuur gepromoveerd. In het waschblik werd een heuveltje van ’t net vervaardigde bliksempoeder gelegd met daaraan een lont, in den vorm van een reepje in salpeterzuur gedrenkt. Een oogenblik nadat de camera ingesteld en de sluiter geopend en de lont aangestoken was, volgde een weeke doffe plof, en een "kampvuurtje" was alweer klaar."
In 1913 dienden zich twee leiders bij de troep aan, die uitgroeiden tot flinke bekendheid in de Nederlandse padvinderij: de heren [[Alexander Slingervoet Ramondt]] en [[Govert Johan Ranneft|Joop Ranneft]]. De heer Slingervoet Ramondt genoot faam door zijn fotografie. Hij had een eigen rubriek Rondom de Roode Lamp in het blad De Padvinder en was als scheikundige de bedenker van de kampvuurfoto. De techniek werd als volgt beschreven: "Hoewel het stikdonker was, is dat toch best gegaan en wel op de volgende listige manier. Nadat door bekwame hand eenige .... (volgen zeer geleerde chemische benamingen) gemengd waren, werd een emmer met een waschblik erin tot kampvuur gepromoveerd. In het waschblik werd een heuveltje van ’t net vervaardigde bliksempoeder gelegd met daaraan een lont, in den vorm van een reepje in salpeterzuur gedrenkt. Een oogenblik nadat de camera ingesteld en de sluiter geopend en de lont aangestoken was, volgde een weeke doffe plof, en een "kampvuurtje" was alweer klaar."


=== 1915 ===
=== 1915 ===
Regel 39: Regel 39:
=== 1916 ===
=== 1916 ===
Het eerste lustrum werd gevierd, maar er moest helaas afscheid genomen worden van troepleider Ranneft, die daarbij uit handen van patrouilleleider J. Metzelaar een geschenk van de troep aangeboden kreeg. De opvolger van de heer Ranneft is de adelborst de heer Kuijper. De nog jonge heer Metzelaar zou uitgroeien tot de meest bekende persoon van de Jutters en was zelfs op zeer hoge leeftijd nog aanwezig op het 70-jarig bestaan van de groep in 1981. Op 24 april kreeg de afdeling Helder van de NPV in De Bilt de afdelingsvlag uitgereikt door [[prins Hendrik]]. Er waren daarbij meer dan 25 afdelingen met ongeveer 1200 padvinders aanwezig.
Het eerste lustrum werd gevierd, maar er moest helaas afscheid genomen worden van troepleider Ranneft, die daarbij uit handen van patrouilleleider J. Metzelaar een geschenk van de troep aangeboden kreeg. De opvolger van de heer Ranneft is de adelborst de heer Kuijper. De nog jonge heer Metzelaar zou uitgroeien tot de meest bekende persoon van de Jutters en was zelfs op zeer hoge leeftijd nog aanwezig op het 70-jarig bestaan van de groep in 1981. Op 24 april kreeg de afdeling Helder van de NPV in De Bilt de afdelingsvlag uitgereikt door [[prins Hendrik]]. Er waren daarbij meer dan 25 afdelingen met ongeveer 1200 padvinders aanwezig.
=== 1917 ===
Door gebrek aan vrijwilligers voor de leiding werd er een oproep gedaan en de nadruk werd gelegd op het opvoedkundig karakter van de padvinderij, maar dan zonder het strenge masker van de schoolmeester. Het moeten personen zijn die liefde voor de natuur kunnen opwekken, die onderlinge verdraagzaamheid kunnen bevorderen, die bedrijvigheid en handigheid kunnen aanmoedigen, dat alles door zich met toewijding te kunnen verplaatsen in de sfeer van gevoelen en denken van een jongen. Voor een bestuursfunctie werd vooral vrijwilligers uit de onderwijzerswereld gevraagd.
Ook had de vereniging gebrek aan geld en er werd besloten om op 10 en 11 april een tentoonstelling te houden om donaties te ontvangen. De tentoonstelling werd gehouden in de grote zaal van "Tivoli" en geopend met een toespraak van waarnemend voorzitter de heer Jos. M.C. Haak. De organisatie van de tentoonstelling was bijna geheel het werk van de ijverige leider hopman Slingervoet Ramondt en de heer Haak brengt hem daarvoor hulde. De padvinders verkochten hun zelf gemaakte artikelen en er werden bonnetjes verkocht voor koppen thee en gebakjes. De avond werd opgeluisterd door Volkszang onder begeleiding van de heer Branda. Voor de jongeren was er een grabbelbak en electrisch visvermaak. Het was een geslaagde avond met veel animo. De voorzitter de heer kolonel T. Dell die binnenkort de vereniging ging verlaten had als zo danig bedankt. Een jaar na zijn vertrek richt de heer Dell een afdeling in Zwolle op.
Een maand later hield de troep patrouille wedstrijden en de tijgerpatrouille werd vaandelpatrouille maar ze hadden een zeer kleine voorsprong op de zeemeeuwen. Op Texel wordt St. Jorisdag gevierd en door de hele troep werd opnieuw de belofte afgelegd en vakinsignes werden uitgedeeld. De hopman en vaandrig Metzelaar namen de troep mee op zomerkamp naar 't Gooi. De tenten werden weer van de marine geleend, want die waren veel groter dan de tenten van de troep. Met een marinetransportschip voeren ze via het Noord-Hollands Kanaal gratis mee naar Amsterdam en na 13 uur is er geen tijd meer om verder te gaan. De troep maakte een overnachting in Amsterdam en de volgende ochtend namen ze de tram naar Oud-Naarden. Het was erg slecht weer met veel regen en pas na de vierde dag breekt de zon door. De troep deed sluipoefeningen, wandel- en fietstochten. Een reuzenkampvuur werd ontstoken en ze voerden indianendansen uit. Na onderzoek door bos en veld ontdekten ze de tenten van medebroeders uit Utrecht en maakten kennis met hen. Vanwege het mooie weer op de laatste dag verkondigt de hopman volgens wiskundige berekeningen dat het vertrek nog één dag uitgesteld kan worden en dat werd ontvangen met een luid hoera, lang zal hij leven.
=== 1918 ===
Er was ook armoe in Den Helder en de troep deed inzameling om voor Sinterklaas inkopen te doen en de arme kinderen een bezoek te brengen. De hopman had aan de voorzitter van de armenraad verschillende adressen gevraagd. De heer Metzelaar schreef hierover: "En op Sint Nicolaasavond was het een aardig en flink gezicht een viertal padvinders met de Hopman op marsch te zien gaan bepakt en bezakt met boeken en speelgoed. En als je dan in zo’n donkeren steeg en poort binnen gaat en je komt dan in een armoedig kamertje met het waschgoed daar te drogen hangt aan den zolder en je ziet dan de kinderen in een bedstéé liggen en een paar op den grond. Jongens dat is dan zoo armoedig, maar als je dan gaat uitpakken en uitdeden. Jongens ik wou dan dat jelui dat had gezien, die blijde gezichten van de kinderen en van de ouderen en aan bedanken kwam geen einde maar dan waren we al weder verdwenen om verder te gaan, tot dat de zakken en knapzakken leeg waren. Dat was niet alleen een aardig Sint Nicolaasfeest voor de kinderen maar ook voor de Padvinders. Ze hadden dan ook weer een goede daad gedaan en konden hun knoop met een gerust geweten uit den das halen."
De heer Westerveld had het voorzitterschap over genomen van de heer Haak. Twee tenten werden aangeschaft en een ander troepenlokaal werd betrokken in de Oostslootstraat. Er werd een luisterstation voor draadloze telegrafie ingericht voor hen die geintereseerd waren in electriciteit. Het kotterjacht "Collette" werd een te duur paardje op stal voor de vereniging en werd verkocht. Een nieuwe roeiboot werd aangeschaft om gelegenheid te geven tot het beoefenen van de roeisport en was voor het grootste deel verkregen uit bijdragen van het Hoofdbestuur. De roeiboot werd eind maart gedoopt tot "St. Joris" en de bemanning was een complete patrouille en stond onder leiding van een roeischout. Na een kort toespraakje van de directeur van het Rijkswerf de heer Westerveld werd de boot te water gelaten en de heer Boon, leerling van de Zeevaartschool, nam plaats aan het roer.


==Plaatselijk comité==
==Plaatselijk comité==

Versie van 1 apr 2022 22:22

De Jutters
Neckie rood-grijs.png
nr.
 1 
Den Helder ­Noord-Holland ­Nederland
Icon girl guide.svgIcon boy scout.svg Meisjes en Jongens
Opgericht
7 februari 1911
Oprichter(s)
C.J.M. Collette  
Opgegaan in
 Jutters-Rainiero 
Bezig met het laden van de kaart...
52° 56' 49.63" N, 4° 45' 30.21" E
52.947119, 4.75839

RD:112 733-551 303
31U 618145m E 5867835m N

De Jutters (Den Helder) was een scoutinggroep in Den Helder.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

1911[bewerken | brontekst bewerken]

De afdeling "Helder" werd opgericht in 1911 als één van de eerste afdelingen van de Nederlandse Padvindersorganisatie. Volgens overlevering nam nog voor de oprichting een marineofficier, luitenant M. Heijbroek, op verzoek van enkele jongens de leiding van twaalf van hen op zich. De troep breidde zich uit en Den Helder kon in februari 1911 zo'n 240 padvinders aanmelden.

De animo onder de jongeren is in Den Helder zo groot, zodat het bestuur zich moest beperken tot de jongens van 14 jaar en ouder. De eerste aspirant-padvinders werden tijdens Pinksteren, op zondag 4 juni 1911, door de heer C.J.M. Colette geïnstalleerd in aanwezigheid van algemeen secretaris, de heer Metelerkamp uit Amsterdam. De plaatselijke ambachtschool zorgde voor de stokken en de heer Nypels droeg zorg dat de kleding op de beste en goedkoopste wijze kon worden aangeschaft. Hulde ging uit naar Dr. Lingbeek en de heer De Voogt, die de padvindersbeweging in Nederland op touw hebben gezet en naar de heer Carpentier die in Den Helder als eerste de aandacht op de beweging vestigde. De heer Heijbroek werd de eerste hoofdleider van de troep.

Op de avond van de installatie konden de padvinders direct aan de slag. Zij hielpen een grote boerderijbrand blussen die ontstaan was door hevig onweer. Deze hulp kreeg tegenwerking van de omwonende boeren, die het bluswerk voor geld deden en van vrijwillige hulpverlening niets wilden weten. De padvinders zetten echter door en mochten hun hulp beloond zien met een volledige blussing.

1912[bewerken | brontekst bewerken]

Op zondag 29 september 1912 wordt de eerste houten clubgebouw aan de Fortweg bij fort Erfprins geopend door de heer C.J.M. Colette. Het werd vrijwel geheel door de padvinders zelf gebouwd, onder leiding van de heer C.J. Hoek, bouwkundige in Den Helder. Helaas werd het gebouw een aantal dagen na de opening op schandelijke wijze toegetakeld. Ruiten waren vernield, sloten en gaaswerk waren beschadigd. Na twee jaar wordt op 28 december 1914 het gebouw door storm vernield en ging een groot deel van de inventaris verloren. In augustus werd het eerste zomerkamp met ongeveer 40 padvinders op Texel gehouden. De heer Collette heeft via de heer Metelerkamp groene vlaggen met een gele lelie uit Amsterdam geregeld.

1913[bewerken | brontekst bewerken]

Om het gebouw aan de Fortweg in stand te houden, werd op 16 januari 1913 in Casino een padvindersuitvoering gegeven. Een padvindersorkest bestaande uit piano, viool en mandoline, bracht "Boys be prepared" van Paul A. Rubbens ten gehore en voor het toneelstuk was art.5 van de padvinderswet als uitgangspunt genomen; "Een padvinder is altijd beleefd en ridderlijk". De avond werd ook gebruikt voor installaties van padvinders en uitreiken van vakinsignes. Door voorzitter Collette werden twee leden tot 1e klaspadvinder gepromoveerd en hij vertelde dat het animo voor het behalen van vakinsignes groot is. De insignes smid, wielrijder, bespieder, loodgieter, technicus, wegwijzer en pionier werden uitgereikt. Onder de genodigden bevond zich de voorzitter van de senaat van het Korps Adelborsten en hij schonk een krans voor het clubhuis. De heer Collette bedankte het korps voor alle medewerking die ze hadden verleend. De troep kreeg voor hun kampen tenten en keukengereedschappen te leen. In 1913 was al sprake van padvindsters, want er werd namelijk een ernstige waarschuwing gegeven aan padvinders en padvindsters om niet te gaan pootje baden, want dat zou ongezond zijn.

In 1913 dienden zich twee leiders bij de troep aan, die uitgroeiden tot flinke bekendheid in de Nederlandse padvinderij: de heren Alexander Slingervoet Ramondt en Joop Ranneft. De heer Slingervoet Ramondt genoot faam door zijn fotografie. Hij had een eigen rubriek Rondom de Roode Lamp in het blad De Padvinder en was als scheikundige de bedenker van de kampvuurfoto. De techniek werd als volgt beschreven: "Hoewel het stikdonker was, is dat toch best gegaan en wel op de volgende listige manier. Nadat door bekwame hand eenige .... (volgen zeer geleerde chemische benamingen) gemengd waren, werd een emmer met een waschblik erin tot kampvuur gepromoveerd. In het waschblik werd een heuveltje van ’t net vervaardigde bliksempoeder gelegd met daaraan een lont, in den vorm van een reepje in salpeterzuur gedrenkt. Een oogenblik nadat de camera ingesteld en de sluiter geopend en de lont aangestoken was, volgde een weeke doffe plof, en een "kampvuurtje" was alweer klaar."

1915[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1915 kreeg de troep de beschikking over een vrijstaand stenen huisje met diverse gemakken om als troephuis te gebruiken voor de duur van de mobilisatie. Er werd een watertroep opgericht, die de beschikking kreeg over een kotterjacht van 12 meter, die de naam "Collette" kreeg. Daarmee werden vele avonturen beleefd. De heer Ranneft werd troepleider en op 11 december werd de troep onderdeel van De Nederlandse Padvinders.

1916[bewerken | brontekst bewerken]

Het eerste lustrum werd gevierd, maar er moest helaas afscheid genomen worden van troepleider Ranneft, die daarbij uit handen van patrouilleleider J. Metzelaar een geschenk van de troep aangeboden kreeg. De opvolger van de heer Ranneft is de adelborst de heer Kuijper. De nog jonge heer Metzelaar zou uitgroeien tot de meest bekende persoon van de Jutters en was zelfs op zeer hoge leeftijd nog aanwezig op het 70-jarig bestaan van de groep in 1981. Op 24 april kreeg de afdeling Helder van de NPV in De Bilt de afdelingsvlag uitgereikt door prins Hendrik. Er waren daarbij meer dan 25 afdelingen met ongeveer 1200 padvinders aanwezig.

1917[bewerken | brontekst bewerken]

Door gebrek aan vrijwilligers voor de leiding werd er een oproep gedaan en de nadruk werd gelegd op het opvoedkundig karakter van de padvinderij, maar dan zonder het strenge masker van de schoolmeester. Het moeten personen zijn die liefde voor de natuur kunnen opwekken, die onderlinge verdraagzaamheid kunnen bevorderen, die bedrijvigheid en handigheid kunnen aanmoedigen, dat alles door zich met toewijding te kunnen verplaatsen in de sfeer van gevoelen en denken van een jongen. Voor een bestuursfunctie werd vooral vrijwilligers uit de onderwijzerswereld gevraagd.

Ook had de vereniging gebrek aan geld en er werd besloten om op 10 en 11 april een tentoonstelling te houden om donaties te ontvangen. De tentoonstelling werd gehouden in de grote zaal van "Tivoli" en geopend met een toespraak van waarnemend voorzitter de heer Jos. M.C. Haak. De organisatie van de tentoonstelling was bijna geheel het werk van de ijverige leider hopman Slingervoet Ramondt en de heer Haak brengt hem daarvoor hulde. De padvinders verkochten hun zelf gemaakte artikelen en er werden bonnetjes verkocht voor koppen thee en gebakjes. De avond werd opgeluisterd door Volkszang onder begeleiding van de heer Branda. Voor de jongeren was er een grabbelbak en electrisch visvermaak. Het was een geslaagde avond met veel animo. De voorzitter de heer kolonel T. Dell die binnenkort de vereniging ging verlaten had als zo danig bedankt. Een jaar na zijn vertrek richt de heer Dell een afdeling in Zwolle op.

Een maand later hield de troep patrouille wedstrijden en de tijgerpatrouille werd vaandelpatrouille maar ze hadden een zeer kleine voorsprong op de zeemeeuwen. Op Texel wordt St. Jorisdag gevierd en door de hele troep werd opnieuw de belofte afgelegd en vakinsignes werden uitgedeeld. De hopman en vaandrig Metzelaar namen de troep mee op zomerkamp naar 't Gooi. De tenten werden weer van de marine geleend, want die waren veel groter dan de tenten van de troep. Met een marinetransportschip voeren ze via het Noord-Hollands Kanaal gratis mee naar Amsterdam en na 13 uur is er geen tijd meer om verder te gaan. De troep maakte een overnachting in Amsterdam en de volgende ochtend namen ze de tram naar Oud-Naarden. Het was erg slecht weer met veel regen en pas na de vierde dag breekt de zon door. De troep deed sluipoefeningen, wandel- en fietstochten. Een reuzenkampvuur werd ontstoken en ze voerden indianendansen uit. Na onderzoek door bos en veld ontdekten ze de tenten van medebroeders uit Utrecht en maakten kennis met hen. Vanwege het mooie weer op de laatste dag verkondigt de hopman volgens wiskundige berekeningen dat het vertrek nog één dag uitgesteld kan worden en dat werd ontvangen met een luid hoera, lang zal hij leven.

1918[bewerken | brontekst bewerken]

Er was ook armoe in Den Helder en de troep deed inzameling om voor Sinterklaas inkopen te doen en de arme kinderen een bezoek te brengen. De hopman had aan de voorzitter van de armenraad verschillende adressen gevraagd. De heer Metzelaar schreef hierover: "En op Sint Nicolaasavond was het een aardig en flink gezicht een viertal padvinders met de Hopman op marsch te zien gaan bepakt en bezakt met boeken en speelgoed. En als je dan in zo’n donkeren steeg en poort binnen gaat en je komt dan in een armoedig kamertje met het waschgoed daar te drogen hangt aan den zolder en je ziet dan de kinderen in een bedstéé liggen en een paar op den grond. Jongens dat is dan zoo armoedig, maar als je dan gaat uitpakken en uitdeden. Jongens ik wou dan dat jelui dat had gezien, die blijde gezichten van de kinderen en van de ouderen en aan bedanken kwam geen einde maar dan waren we al weder verdwenen om verder te gaan, tot dat de zakken en knapzakken leeg waren. Dat was niet alleen een aardig Sint Nicolaasfeest voor de kinderen maar ook voor de Padvinders. Ze hadden dan ook weer een goede daad gedaan en konden hun knoop met een gerust geweten uit den das halen."

De heer Westerveld had het voorzitterschap over genomen van de heer Haak. Twee tenten werden aangeschaft en een ander troepenlokaal werd betrokken in de Oostslootstraat. Er werd een luisterstation voor draadloze telegrafie ingericht voor hen die geintereseerd waren in electriciteit. Het kotterjacht "Collette" werd een te duur paardje op stal voor de vereniging en werd verkocht. Een nieuwe roeiboot werd aangeschaft om gelegenheid te geven tot het beoefenen van de roeisport en was voor het grootste deel verkregen uit bijdragen van het Hoofdbestuur. De roeiboot werd eind maart gedoopt tot "St. Joris" en de bemanning was een complete patrouille en stond onder leiding van een roeischout. Na een kort toespraakje van de directeur van het Rijkswerf de heer Westerveld werd de boot te water gelaten en de heer Boon, leerling van de Zeevaartschool, nam plaats aan het roer.

Plaatselijk comité[bewerken | brontekst bewerken]

Het plaatselijk comité van de Nederlandse Padvindersorganisatie (NPO) in Den Helder bestond uit de volgende personen:

  • W.D.H. Baron van Asbeck, Kapt. ter Zee
  • H.M. Beeckman, Notaris
  • A.J. Besseling, Directeur der Ambachtschool en Burgeravondschool
  • C. de Boer, Leeraar der R.H.B.S.
  • A.H. de Carpentier, waarnemend hoofd van school no. 3
  • W. Naudin ten Cate, Kapt. ter Zee
  • C.J.M. Colette, Majoor der Artillerie
  • Dr. B.M. van Dalfsen, Leeraar der R.H.B.S.
  • Dr. D.A. Kerkhoff, Directeur der R.H.B.S.
  • Th. C.W. van Mierlo, Directeur der Zeevaartschool
  • W. van der Molen, Leeraar der R.H.B.S.
  • Dr. G.H. Nord, Officier van Gezondheid
  • H. Nypels, Voorzitter der Winkeliersvereniging
  • J.F. Osten, Luitenant ter Zee 2e kl.
  • H. Schuitema, leeraar der R.H.B.S.
  • Mr. W. de Sitter, Kantonrechter
  • C. Stumphius, Hoofd van school no. 8

Dagelijks bestuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • C.J.M. Colette, Voorzitter
  • A.H. de Carpentier, Secretaris
  • H. Schuitema, Penningmeester
  • Dr. G.H. Nord
  • J.F. Osten
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.