De Jutters (Den Helder)

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Versie door Jutter (overleg | bijdragen) op 30 apr 2022 om 22:18
Ga naar:navigatie, zoeken
De Jutters
Neckie rood-grijs.png
nr.
 1 
Den Helder ­Noord-Holland ­Nederland
Icon girl guide.svgIcon boy scout.svg Meisjes en Jongens
Opgericht
7 februari 1911
Oprichter(s)
C.J.M. Collette  
Opgegaan in
 Jutters-Rainiero 
Bezig met het laden van de kaart...
52° 56' 49.63" N, 4° 45' 30.21" E
52.947119, 4.75839

RD:112 733-551 303
31U 618145m E 5867835m N

De Jutters (Den Helder) was een scoutinggroep in Den Helder.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

1911 - 1921[bewerken | brontekst bewerken]

De afdeling "Helder" werd opgericht in 1911 als één van de eerste afdelingen van de Nederlandse Padvindersorganisatie. Volgens overlevering nam nog voor de oprichting een marineofficier, luitenant M. Heijbroek, op verzoek van enkele jongens de leiding van twaalf van hen op zich. De troep breidde zich uit en Den Helder kon in februari 1911 zo'n 240 padvinders aanmelden.

De animo onder de jongeren is in Den Helder zo groot, zodat het bestuur zich moest beperken tot de jongens van 14 jaar en ouder. De eerste aspirant-padvinders werden tijdens Pinksteren, op zondag 4 juni 1911, door de heer C.J.M. Colette geïnstalleerd in aanwezigheid van algemeen secretaris, de heer Metelerkamp uit Amsterdam. De plaatselijke ambachtsschool zorgde voor de stokken en de heer Nypels droeg zorg dat de kleding op de beste en goedkoopste wijze kon worden aangeschaft. Hulde ging uit naar Dr. Lingbeek en de heer De Voogt, die de padvindersbeweging in Nederland op touw hebben gezet en naar de heer Carpentier die in Den Helder als eerste de aandacht op de beweging vestigde. De heer Heijbroek werd de eerste hoofdleider van de troep.

Op de avond van de installatie konden de padvinders direct aan de slag. Zij hielpen een grote boerderijbrand blussen die ontstaan was door hevig onweer. Deze hulp kreeg tegenwerking van de omwonende boeren, die het bluswerk voor geld deden en van vrijwillige hulpverlening niets wilden weten. De padvinders zetten echter door en mochten hun hulp beloond zien met een volledige blussing.

1912

Op zondag 29 september 1912 wordt de eerste houten clubgebouw aan de Fortweg bij fort Erfprins geopend door de heer C.J.M. Colette. Het werd vrijwel geheel door de padvinders zelf gebouwd, onder leiding van de heer C.J. Hoek, bouwkundige in Den Helder. Helaas werd het gebouw een aantal dagen na de opening op schandelijke wijze toegetakeld. Ruiten waren vernield, sloten en gaaswerk waren beschadigd. Na twee jaar wordt op 28 december 1914 het gebouw door storm vernield en ging een groot deel van de inventaris verloren. In augustus werd het eerste zomerkamp met ongeveer 40 padvinders op Texel gehouden. De heer Collette heeft via de heer Metelerkamp groene vlaggen met een gele lelie uit Amsterdam geregeld.

1913

Om het gebouw aan de Fortweg in stand te houden, werd op 16 januari 1913 in Casino een padvindersuitvoering gegeven. Een padvindersorkest bestaande uit piano, viool en mandoline, bracht "Boys be prepared" van Paul A. Rubbens ten gehore en voor het toneelstuk was art.5 van de padvinderswet als uitgangspunt genomen; "Een padvinder is altijd beleefd en ridderlijk". De avond werd ook gebruikt voor installaties van padvinders en uitreiken van vakinsignes. Door voorzitter Collette werden twee leden tot 1e klaspadvinder gepromoveerd en hij vertelde dat het animo voor het behalen van vakinsignes groot is. De insignes smid, wielrijder, bespieder, loodgieter, technicus, wegwijzer en pionier werden uitgereikt. Onder de genodigden bevond zich de voorzitter van de senaat van het Korps Adelborsten en hij schonk een krans voor het clubhuis. De heer Collette bedankte het korps voor alle medewerking die ze hadden verleend. De troep kreeg voor hun kampen tenten en keukengereedschappen te leen. In 1913 was al sprake van padvindsters, want er werd namelijk een ernstige waarschuwing gegeven aan padvinders en padvindsters om niet te gaan pootje baden, want dat zou ongezond zijn.

In 1913 dienden zich twee leiders bij de troep aan, die uitgroeiden tot flinke bekendheid in de Nederlandse padvinderij: de heren Alexander Slingervoet Ramondt en Joop Ranneft. De heer Slingervoet Ramondt genoot faam door zijn fotografie. Hij had een eigen rubriek Rondom de Roode Lamp in het blad De Padvinder en was als scheikundige de bedenker van de kampvuurfoto. De techniek werd als volgt beschreven: "Hoewel het stikdonker was, is dat toch best gegaan en wel op de volgende listige manier. Nadat door bekwame hand eenige .... (volgen zeer geleerde chemische benamingen) gemengd waren, werd een emmer met een waschblik erin tot kampvuur gepromoveerd. In het waschblik werd een heuveltje van ’t net vervaardigde bliksempoeder gelegd met daaraan een lont, in den vorm van een reepje in salpeterzuur gedrenkt. Een oogenblik nadat de camera ingesteld en de sluiter geopend en de lont aangestoken was, volgde een weeke doffe plof, en een "kampvuurtje" was alweer klaar."

1915

In februari 1915 kreeg de troep de beschikking over een vrijstaand stenen huisje met diverse gemakken om als troephuis te gebruiken voor de duur van de mobilisatie. Er werd een watertroep opgericht, die de beschikking kreeg over een kotterjacht van 12 meter, die de naam "Collette" kreeg. Daarmee werden vele avonturen beleefd. De heer Ranneft werd troepleider en op 11 december werd de troep onderdeel van De Nederlandse Padvinders.

1916

Het eerste lustrum werd gevierd, maar er moest helaas afscheid genomen worden van troepleider Ranneft, die daarbij uit handen van patrouilleleider J. Metzelaar een geschenk van de troep aangeboden kreeg. De opvolger van de heer Ranneft is de adelborst de heer Kuijper. De nog jonge heer Metzelaar zou uitgroeien tot de meest bekende persoon van de Jutters en was zelfs op zeer hoge leeftijd nog aanwezig op het 70-jarig bestaan van de groep in 1981. Op 24 april kreeg de afdeling Helder van de NPV in De Bilt de afdelingsvlag uitgereikt door prins Hendrik. Er waren daarbij meer dan 25 afdelingen met ongeveer 1200 padvinders aanwezig.

1917

Door gebrek aan vrijwilligers voor de leiding werd een oproep gedaan en de nadruk werd gelegd op het opvoedkundig karakter van de padvinderij, maar dan zonder het strenge masker van de schoolmeester. Het moesten personen zijn die liefde voor de natuur kunnen opwekken, die onderlinge verdraagzaamheid kunnen bevorderen, die bedrijvigheid en handigheid kunnen aanmoedigen, dat alles door zich met toewijding te kunnen verplaatsen in de sfeer van gevoelen en denken van een jongen. Voor een bestuursfunctie werden vooral vrijwilligers uit de onderwijzerswereld gevraagd.

Ook had de vereniging gebrek aan geld en er werd besloten om op 10 en 11 april een tentoonstelling te houden om donaties te ontvangen. De tentoonstelling werd gehouden in de grote zaal van Tivoli en werd geopend met een toespraak van de waarnemend voorzitter, de heer Jos. M.C. Haak. De organisatie van de tentoonstelling was bijna geheel het werk van de ijverige leider hopman Slingervoet Ramondt en de heer Haak bracht hem daarvoor hulde. De padvinders verkochten hun zelf gemaakte artikelen en er werden bonnetjes verkocht voor koppen thee en gebakjes. De avond werd opgeluisterd door Volkszang onder begeleiding van de heer Branda. Voor de jongeren was er een grabbelbak en elektrisch visvermaak. Het was een geslaagde avond met veel animo. De voorzitter, de heer kolonel T. Dell, die binnenkort de vereniging ging verlaten, had als zo danig bedankt. Een jaar na zijn vertrek richtte de heer Dell een afdeling in Zwolle op.

Een maand later hield de troep patrouillewedstrijden en de patrouille Tijgers werd vaandelpatrouille, maar ze hadden een zeer kleine voorsprong op de patrouille Zeemeeuwen. Op Texel werd Sint Jorisdag gevierd en door de hele troep werd opnieuw de belofte afgelegd en vakinsignes werden uitgedeeld. De hopman Slingervoet Ramondt en vaandrig Metzelaar namen de troep mee op zomerkamp naar 't Gooi. De tenten werden weer van de Marine geleend, want die waren veel groter dan de tenten van de troep. Met een transportschip van de Marine voeren ze via het Noord-Hollands Kanaal gratis mee naar Amsterdam en na 13 uur was er geen tijd meer om verder te gaan. De troep overnachtte in Amsterdam en de volgende ochtend namen ze de tram naar Oud-Naarden. Het was erg slecht weer met veel regen en pas na de vierde dag brak de zon door. De troep deed sluipoefeningen en wandel- en fietstochten. Een reuzenkampvuur werd ontstoken en ze voerden indianendansen uit. Na onderzoek door bos en veld ontdekten ze de tenten van broederpadvinders uit Utrecht en maakten kennis met hen. Vanwege het mooie weer op de laatste dag verkondigde de hopman volgens wiskundige berekeningen dat het vertrek nog één dag uitgesteld kon worden en dat werd ontvangen met een luid hoera, lang zal hij leven.

1918

Er was ook armoede in Den Helder en de troep deed een inzameling om Sinterklaasinkopen te doen en de arme kinderen een bezoek te brengen. De hopman had aan de voorzitter van de Armenraad verschillende adressen gevraagd. Vaandrig Metzelaar schreef hierover: "En op Sint Nicolaasavond was het een aardig en flink gezicht een viertal padvinders met de Hopman op marsch te zien gaan, bepakt en bezakt met boeken en speelgoed. En als je dan in zo’n donkeren steeg en poort binnen gaat en je komt dan in een armoedig kamertje met het waschgoed daar te drogen hangt aan den zolder en je ziet dan de kinderen in een bedstéé liggen en een paar op den grond. Jongens dat is dan zoo armoedig, maar als je dan gaat uitpakken en uitdelen. Jongens ik wou dan dat jelui dat had gezien, die blijde gezichten van de kinderen en van de ouderen en aan bedanken kwam geen einde maar dan waren we al weder verdwenen om verder te gaan, tot dat de zakken en knapzakken leeg waren. Dat was niet alleen een aardig Sint Nicolaasfeest voor de kinderen maar ook voor de Padvinders. Ze hadden dan ook weer een goede daad gedaan en konden hun knoop met een gerust geweten uit den das halen."

De heer Westerveld had het voorzitterschap overgenomen van de heer Haak. Twee tenten werden aangeschaft en een volgend troepenlokaal werd betrokken in de Oostslootstraat. Er werd een luisterstation voor draadloze telegrafie ingericht voor hen die geïnteresseerd waren in elektriciteit. Het kotterjacht Collette werd een te duur paardje op stal voor de vereniging en werd verkocht. Een nieuwe roeiboot werd aangeschaft om gelegenheid te geven tot het beoefenen van de roeisport en was voor het grootste deel verkregen uit bijdragen van het Hoofdbestuur. De roeiboot werd eind maart gedoopt met de naam Sint Joris. De bemanning was een complete patrouille en stond onder leiding van een roeischout. Na een kort toespraakje van de directeur van het Rijkswerf, de heer Westerveld, werd de boot te water gelaten en de heer Boon, leerling van de Zeevaartschool, nam plaats aan het roer.

1919

Op 11 april werd in het militair tehuis in de Spoorstraat afscheid genomen van hopman en secretaris-penningmeester Slingervoet Ramondt, die de gemeente ging verlaten. Er waren bloemen, er was licht en gezelligheid, er waren sigaren, koekjes en bruidssuikers. Behalve patrouilleleiders waren verschillende bestuursleden en hopmans opvolger, officier van administratie Lawerman, aanwezig. Toen hopman Slingervoet Ramondt als het olijke spotduiveltje om de hoek kwam kijken, zei hij: "Wel, wel wat een drukte! Wat hebben jelui je uitgesloofd, jongens! Let eens op hoe fijn ik je te pakken neem." Toen kwam de grote verrassing, want voormalig voorzitter Haak vertelde dat de hopman helemaal niet gaat vertrekken, maar blijft en hoopt dat hij nog lang leider mag blijven van de Helderse padvinderij. De heer Slingervoet Ramondt wist zelf ook niet tot voor zeer kort dat de omstandigheden voor zijn vertrek waren veranderd. De avond werd toen maar gebruikt om de hopman te huldigen voor alles wat hij al voor de troep had gedaan en er werd benadrukt dat hij het hart en ziel van de troep is. Toen overhandigde vaandrig Metzelaar een prachtig gekalligrafeerde lijst van de padvindende jongens aan de niet vertrekkende hopman. De heer Slingervoet Ramondt bleef uiteindelijk tot oktober 1940 in Den Helder en vertrok toen naar Amsterdam.

Op 22 oktober geeft de troep zijn 100ste editie uit van het pittige blaadje "Berichten". De redactie bestaande uit hopman Slingervoet Ramondt, vaandrig Metzelaar en Dol worden van harte geluk gewenst door de redactie van het blad De Padvinder. De redactie schrijft: "De Helderse berichten zijn steeds vol goede humor en padvindersgeest en weerspiegelen immer het wakkere pogen der Heldersche padvinders om onze lelievlag daar aan het uiterste hoekje van ons land vrolijk wapperende te houden".

1920

De afdeling had het moeilijk, financieel gezien, want bijvoorbeeld een subsidieaanvraag bij de gemeente werd afgewezen. Er was ook geen geld om de 16 manstenten, die versleten waren, te repareren en het wilde niet lukken toestemming te krijgen om gebruik te kunnen maken van het zwembassin op de werf. In theater Tivoli werd op 6 en 7 april een benefiettentoonstelling gehouden, waaraan verbonden een fancy fair en een verloting. Om twee uur werd de tentoonstelling geopend door de waarnemend voorzitter, de heer Haak. De burgemeester, ere-voorzitter van de afdeling en de heren De Groot van Embden en Mr. Fens, voorzitter en secretaris van het Hoofdbestuur, waren aanwezig. Dank ging uit naar de firma Klik voor een zending thee ten behoeve van de theetent, Amesfoort voor de zaalversiering en naar de directie van Tivoli. De voorzitter, de heer Wijt, is wegens ziekte verhinderd, maar had telegrafisch verzocht om de lang voorbereidde tentoonstelling door te laten gaan. De afdeling had als reactie een telegram van sympathie gestuurd en hem beterschap gewenst.

Na de opening hield hopman Slingervoet Ramondt een rede over het doel en werking van de vereniging. Op de tentoonstelling was een inzending aanwezig van het Centraal Magazijn, die een overzicht gaf van hetgeen voor een padvindersuitrusting nodig is. In de zaal was een door de jongens zelf vervaardigde draadloze installatie opgesteld. Twee indiaanse opperhoofden waren aanwezig en zaten voor hun wigwam. Voor de Oostenrijkse padvinders was in de zaal een bus opgehangen en de afdeling hoopte daarmee in staat te zijn enige te laten overkomen. Pogingen om een paar blinde padvinders aanwezig te krijgen mislukte. Tijdens de avond werd met officiële opnamen van de vereniging een padvindersfilm vertoond en er waren onder andere taferelen van het kampleven en beelden aan boord van het klipperjacht De Lichtstraal te zien.

De afdeling had de beschikking over de onderverdieping van de Handelsdagschool aan de Dijkstraat, waar ruimte was voor cursussen en patrouillevergaderingen. Op St. Jorisdag werd de jaarlijkse tocht gemaakt naar Texel en aan de internationale jamboree in Londen namen drie padvinders van de afdeling Helder deel, terwijl hopman Slingervoet Ramondt mee was als leider van ongeveer 50 deelnemers uit Noord-Holland. Het jaarlijkse troepkamp werd van 11 tot 21 augustus in Wolfheze gehouden onder hopman Koning van Arnhem, redacteur van de rubriek "Bos en Hei". Een nieuwe afdeling De Vereeniging der Meisjesgezellen werd opgericht. Helaas kwam de ijverige voorzitter, de heer Wijt, rond november te overlijden en de waarnemend voorzitter, de heer Haak, stapte uit het bestuur.

1921

De afdeling Helder van de Nederlandse Padvinders bestaat 10 jaar en dat werd feestelijk gevierd in de grote zaal van Casino. Het padvindersorkest was aanwezig en de heer Th. F. van Mierlo hield een feestrede. De heer Wolmers had veel succes met zijn demonstratie Zweedse gymnastiek en ook de komische scene Het lid der Apenpatrouille en de scene uit oorlogstijd De Spion kregen veel applaus. De nieuwe afdeling van de meisjespadvinders maakte flinke indruk en mevrouw Metzelaar-Denker Huneman bedankte namens de ouders de aanwezige burgemeester, de heer Houwing. Een vliegmachine uit de Kooi was 's-middags opgestegen met een flink aantal strooibiljetten, waarmee een deel van de gemeente overstrooid werd. Bij mevrouw Redeke-Hoek konden nieuwe padvindsters zich voor de meisjes afdeling inschrijven. De heer Franssen was voorzitter van de afdeling.

Met 22 jongens en twee "vaans" en de "hop" werd tien dagen fijn gekampeerd in de bossen. De hopman gaf rondom het grote kampvuur een fuifje ter gelegenheid van zijn verjaardag. Over de vele avonturen werden nog vele avonden in het troephuis of bij de hopman of vaandrigs thuis besproken: Wodans eiken, nachtwacht, egels waar je op lag te slapen, emmer melk verloren dus geen pudding toe, tocht naar Kleef, fietstochten in de omtrek, dineren bij een Arnhemse padvinder aan huis, padvinders van andere plaatsen gesproken, enz. In juni vertrok 1e vaandrig Dekker naar Hamburg. Hopman Slingervoet Ramondt, ook voorzitter van de Algemene Leidersraad, bezocht het evenement op Eerde waar een woodcraftconferentie werd gehouden en daar ontmoette hij de spreker John Hargrave (White-Fox) en hopman P. ten Kate, leider van het kamp.

Door tussenkomst van minister en hoofdverkenner de heer Rambonnet verkreeg de troep toestemming om gebruik te maken van het marinezwembad op de werf. De heer van Mielo die al vanaf de oprichting verbonden aan de afdeling was en steeds grote belangstelling in de vereniging getoond had, trad af als bestuurslid. Er begon een wachtlijst te komen omdat de hopman de troep niet boven de 40 jongens wenste uit te breiden en voor een tweede troep waren nog te weinig aanmeldingen, ook was er niet genoeg beschikbare ruimte en de financiële middelen ontbraken. De afdeling zou graag een welpenhorde oprichten voor jongens van 8 tot 12 jaar en deze zou eventueel door een vrouw kunnen worden geleid, omdat het hier jonge kinderen betreft. Met de roeiboot St. Joris werd flink geoefend, ook werden onder leiding van vaandrig Mos door een aantal meisjesgezellen roeilessen genomen. Op 10 juli hield de afdeling De Vereeniging der Meisjesgezellen haar eerste installaties.

1922 - 1931[bewerken | brontekst bewerken]

1922

Van de zwemgelegenheid in het marinezwembad op de werf werd zeer ruim gebruik gemaakt en in het najaar werd een zwemwedstrijd gehouden. De roeiboot St. Joris moest door het verdwijnen van de Atjeh worden verplaatst. In de duinen werd in alle seizoenen gekampeerd en het jaarlijkse troepkamp werd op 9 tot 19 augustus gehouden in Loenen. Pogingen werden nog gedaan om te komen tot zingen in een koor, terwijl het padvindersorkestje "De Trillende Snaar" geregeld oefende en zich bij enige liefdadigheidsgelegenheden liet horen. Op 11 januari en 28 maart werden ouderavonden gehouden, waarbij genoeglijk en vertrouwelijk over de opvoedkundige zijde van de padvinderij van gedachten werd gewisseld. Er was een begin gemaakt met de oprichting van een voortrekkerspatrouille voor jongelieden van boven de 17 jaar die het padvindersidee in hun leven in alle opzichten praktisch willen toepassen. De hopman woonde in mei een leidersoefenkamp in Ermelo bij, was één van de vier Nederlandse gedelegeerden op het internationaal padvinderscongres in Parijs in augustus en woonde ook het nationale voortrekkerskamp in Eerde in augustus bij. Er is nog steeds gebrek aan geld en aan een flink, ruim en praktisch troephuis. In plaats van bestuurslid mevrouw Van der Hulst-Heeroma, die bedankte, werd de heer dr. H.F. Minkema gekozen, terwijl de aftredende heren W.B. Onnekes en J.J. van Trotsenburg werden herkozen. Vaandrig Jacob Metzelaar verloofde zich met mejuffrouw Annie Dijkshoorn.

1923

Na lange besprekingen en een algemene ledenvergadering werd een nieuw troephuis betrokken aan de Dijkstraat 87, waarin voorheen het dansinstituut van de gebroeders Polak gevestigd was en door de secretaris de heer Slingervoet Ramondt voor zijn persoonlijke rekening was aangekocht. Eind juli werd het nieuwe troephuis geopend en door de padvinders ingericht met hulp van enige ouders. Het jaarlijkse troepkamp, van 13 t/m 24 augustus werd gehouden op het officiële NPV-kampcentrum Ada's Hoeve, waar de hopman met 12 jongens een genoeglijke, leerzame en opwekkende tijd doorbracht. De verbandlessen van de ziekenverpleger de heer Vonk zijn stopgezet en er was aan de heer Minkema gevraagd of hij een opvolger kan regelen. De gymnastieklessen zouden door de heer Stam gegeven kunnen worden, maar voorzitter de heer Franssen had bezwaar gemaakt vanwege de hoge financiële kosten. Op 31 september werd een patrouillewedstrijd gehouden, die bestond uit tijdafstand, getal en gewichtsschatten, geblinddoekt schrijven en knopen leggen. Deze wedstrijd was de laatste van een groep wedstrijden en werd gewonnen door de patrouille Zeemeeuwen. Op 27 en 28 december werd in Casino het 12-1/2 jarig bestaan van de afdeling herdacht met een tentoonstelling en een fancy fair. Vaandrig Mos had met eervol ontslag de troep verlaten.

1924

Het 200e nummer van het troepblad "Berichten" is verschenen en redacteur hopman Slingervoet Ramondt had speciaal hiervoor een jubileumnummer uitgegeven. De redactie schrijft: "We mogen niet eigen loftrompet steken en hullen ons dus in een mantel van zwijgzaamheid. Maar beseft gij, lezer, wat het zeggen wil twee honderd maal erin geslaagd te zijn vier kantjes folio te vullen met paarse letters, die wat te vertellen hebben, en dat ondanks perioden van papierduurte, van ziekte, van inzinking en van ....o goden.... absolute afwezigheid van geestelijke bijdragen?" In het blad "De Padvinder" wordt het artikel "Stop het Lek" overgenomen en de redactie van "De Padvinder" schrijft: "Het is een honden baantje, en toch weer zoo'n fijn werk. Als je geloof hebt. En vertrouwen. En dit heeft Ramondt; ook de capaciteiten. Want de nestor der Nederlandse troepbladen staat m.i. nog steeds "bovenaan".

In Den Bosch werd op 24 mei de jaarlijkse leidersvergadering gehouden. Bij het stadhuis werd prins Hendrik onder trompetgeschal en tussen twee hagen van padvinders onthaald door de burgemeester, terwijl de Prinsenvlag statig werd gehesen. In de raadzaal werd van half drie tot half zes vergaderd en om zes uur gingen allen, met de prins voorop, over het Marktplein naar hotel Lohengrin voor het diner. Om acht uur hield hopman Slingervoet Ramondt een lezing over De Padvinderij en de prins, die een goede vriend van de hopman was, woonde ook deze lezing nog bij. Voorzitter Franssen en de heer Maas stappen uit het bestuur, de heer dr. Minkema werd voorzitter.

1925

Op 24 januari werd door vereniging De Helderse Padvinders een bijeenkomst georganiseerd in Musis Sacrum, want er waren nog vele personen, vooral onder de ouders en opvoeders, die een onvolledige of onjuist oordeel over de bedoeling van de padvindersbeweging hadden. Onder de bezoekers bevond zich ook de burgemeester, de heer W. Houwing, die door voorzitter Minkema werd binnengeleid. Als spreker was districtscommissaris van de NPV, hopman J.W. Wessels uit Haarlem, uitgenodigd, die de betekenis van de padvinderij als middel tot betere internationale verstandhouding had behandeld, dat zo duidelijk tot uiting was gekomen tijdens de jamboree van 1921 in Kopenhagen waar padvinders uit 33 verschillende landen bijeen waren. Tevens werd door hopman Slingervoet Ramondt een serie fraaie lichtbeelden uit het praktische padvindersleven vertoond en er was een tentoonstelling van padvindersbenodigdheden en kampeerartikelen. De muziek werd verzorgd door de muziekgroep van de afdeling "De Trillende Snaar" en de meisjesgezellen gaven een paar zangnummers ten gehore, zoals het padvinderslied: "Naar de duinen, naar de plassen". Ook werd er een korte les in Zweedse gymnastiek gedemonstreerd onder leiding van de heer Stam. Voor de loterij werd op Amerikaanse wijze een lamp per opbod verkocht en de laatste bieder deed voor ruim 14 gulden een bod. Het bedrag diende voor aanschaffing van padvinderskleding voor onvermogende leden.

1926

Gedurende 1925-1926 verdwijnt hopman Slingervoet Ramondt plotseling uit het padvindersbeeld en zelfs in het blad "de Padvinder", waarin hij veelvuldig voor komt wordt er geen melding gemaakt over zijn vertrek bij de padvinderij. Hij bleef echter zeer actief op het terrein van wetenschap, was leraar en zat in verschillende commissies en besturen in Den Helder. Op 22 Juli trouwde hij met Nelly Bierman.

Op 3 december hielden de Helderse Padvindsters een bijeenkomst in het Militair Tehuis in de Spoorstraat. Als spreekster werd uitgenodigd mevrouw Wijnandts Francken-Dyserinck uit Den Haag. Rond 8 uur opende mevrouw Dekker-Klik de avond en vertelde dat het 6 jaar geleden was dat de vereniging werd opgericht en dat slechts één lid uit de eerste ronde nog steeds trouw aanwezig was, namelijk Ali Kwast, die een woord van hulde toekwam. Verder werd mevrouw Redeke genoemd, die vanaf de oprichting de vereniging met raad en daad gesteund had en nog steeds op alle mogelijke manieren betrokken was bij de padvindsters. Voor haar trouwe dienst overhandigde mevrouw Dekker-Klik haar de verenigingsster.

De spreekster mevrouw Wijnandts Francken-Dyserinck was als Hollandse afgevaardigde aanwezig geweest op het 2e internationaal congres van de padvindsters in Amerika. Van haar reis en bevindingen in het land van de vrijheid had zij een interessante serie foto's meegebracht, die zij met behulp van de heer Groen vertoonde. De overtocht naar Engeland was te zien en de ontvangst van de vertegenwoordigers van de verschillende landen door Prinses Mary. Verder de reis naar New York met de grote oceaanstomer de "Olympia", de aankomst in de haven van New York, waar het vrijheidsbeeld al op verre afstand zichtbaar was. In New York werden de dames hartelijk ontvangen door de burgemeester en daarna werd de reis vervolgd naar Boston, het doel van de tocht. Er waren foto's van het uitgestrekte kamp in Boston en verschillende spelen en demonstraties door 3000 padvindsters. Het had mevrouw Wijnandts Francken-Dyserinck getroffen dat er zo uitstekende en eensgezinde geest onder de Amerikaanse padvindsters heerst. Als voorbeeld vertelde ze over een meisje uit Cuba, dat op 19-jarige leeftijd van de padvinderij hoorde en naar het kamp afreisde zonder en woord Engels te kennen. Ondanks alle moeilijkheden hield ze vol en binnen een half jaar was zij geheel van de padvinderij op de hoogte en voerde de padvinderij in haar eigen omgeving met heel veel succes in. Mevrouw Wijnandts Francken-Dyserinck vertelde over dat in Amerika nog steeds minachting bestond tegen Afro-Amerikanen, hoewel zij voor de wet gelijkgesteld zijn, maar onder de padvindsters bevonden zich vele Afro-Amerikanen en was dit vooroordeel geheel verdwenen en gingen ze zeer kameraadschappelijk met elkaar om. Verder waren in Amerika veel meer dan in Nederland de hele arme kinderen lid van de padvindersverenigingen. Deze kinderen die leefden in de ellendigste achterbuurten hebben de meeste frisse lucht en beweging nodig en men was in Amerika over het standsverschil heengestapt. Onder de padvinderij had daar een verbroedering plaats gevonden.

Na de foto’s was er zang en dans van de verschillende afdelingen. Het eerste waren de kabouters aan de beurt, die in hun fleurige pakjes een leuk geheel maakten. Vervolgens waren de oudere meisjes aan de beurt. Heel goed werd een lentezang gezongen en tot slot een geestig Engels kampliedje getiteld "Green grow the rushes-ho". Als afsluiting kwam een woord van dank voor mevrouw Ter Poorten, de leidster van de vereniging, die aangesteld was tot hoofdleidster van de kabouters. Mevrouw Redeke herinnerde de aanwezigen eraan dat de afdeling Amsterdam weer een eigen maandblad had opgericht.

1927

Er is misschien nog sprake van dat de heer Slingervoet Ramondt nog hopman is van troep 1. De assistent patrouilleleider Carel Colthof schrijft dat een hopman een pow-wow hield over Amerika en speciaal over efficiency, de betekenis en toepassing hiervan. Ook zei de hopman dat een padvinder zich niet alleen in de natuur thuis moeten voelen, maar ook gebruik weten te maken van de moderne uitvindingen der techniek.

Ruim 20 jongens hadden met Pasen gekampeerd. Van 10 tot 16 april de Uilen patrouille, van 17 tot 20 april de Vossen patrouille en later de Bevers en Zeemeeuwen patrouilles. Ze hielden sluipoefeningen, maakten kampvuur en speelde voetbalwedstrijden waarmee ze prijzen konden winnen. Het kamp werd op een avond rond 11 uur door vreemde jongens overvallen, maar werd schitterend afgeslagen.

Op Texel werd zoals elk jaar St. Joris dag gevierd, maar vanwege het slechte weer werd de tocht uitgesteld van zondag 24 april naar 1 mei. Om 9 uur vertrok de troep met de boot naar Texel en in Oude Schild hield de hopman op de Zeven Pannenkoeken een voordracht over de bedoeling en betekenis van St. Jorisdag. Hierna herhaalden de padvinders de belofte en werden twee leerling-padvinders geïnstalleerd en werden drie padvinders 2e klasse. In den Burg werd het dorp, de toren en Hotel Texel bezocht. Er werd veel gezongen en de hele weg van den Burg naar Oude Schild werd in kaart gebracht. Om 6 uur kwam de troep weer in Den Helder aan.

De Tijger Patrouille was opgedoekt en daarvoor in de plaats was een nieuwe Zwaluwen patrouille opgericht onder leiding van S. Zandstra en B. Melis.

In december werd er een groepsblad opgericht, een gestencild blaadje met wederwaardigheden uit die dagen. Er zijn inmiddels ook Welpen bij de troep gekomen en de verenging komt in het systeem van groepen.

1928

De padvinderswereld is in rep en roer. In het Engelse reglement is een wijziging gekomen, waarbij het lidmaatschap van een kerkgenootschap noodzakelijk werd geacht. Deze reglementswijziging is door het hoofdbestuur van de Nederlandse vereniging overgenomen en daardoor was een conflict ontstaan met afdeling Amsterdam, die op dat moment de grootste afdeling was onder leiding van dr. C.P. Gunning. De wijziging in het reglement kon makkelijk in Engeland worden ingevoerd omdat de Anglicaanse Kerk de staatskerk was, maar in Nederland was het onmogelijk omdat veel mensen bij geen enkel kerkgenootschap waren aangesloten. Het is niet duidelijk hoe de wijziging in het reglement en het conflict van invloed is geweest op de vereniging in Den Helder, maar enige tijd later werden daar twee religieuze groepen opgericht, nl. een Christelijke en een Katholieke groep.

1929

Op 25 februari werd in Den Helder de tweede groep opgericht en het werd een afdeling van de Christelijke Jonge Mannen Padvinders Vereeniging in Nederland. Het initiatief werd genomen door een aantal personen van het bestuur en ook op verzoek van jongelui, o.a. van Joop Triest, een ijverig lid van de troep van de NVP-afdeling. Enige tijd later werd er ook een derde groep opgericht, want de belangstelling voor de Katholieke verkennersverenigingen was stijgende en er waren in 1929 nog voor de bisschoppelijke goedkeuring meerdere katholieke troepen opgericht in het land. In Rotterdam drie, Amsterdam twee, Den Haag vijf, Utrecht vier en verder in Schiedam, Haarlem, Tilburg, Breda, Roermond en Den Helder. Zodra de bisschoppelijke goedkeuring in 1930 een feit was geworden werden overal in het land afdelingen van de Katholieke verkenners opgericht.

Op St. Joris dag werd de voortrekker J. Triest geïnstalleerd als Assistent Groepsleider van de uit vijf leden bestaande voortrekkers-stam. De verkennerstroep telde een viertal patrouilles, n.l. de Zeemeeuwen, Zwaluwen, Kieviten en Vossen.

Op 20 mei, 2e Pinksterdag voltrok zich een gebeurtenis die de groep nog lang zou heugen. In de duinen tussen paal 3 en 4 woedde omstreeks 5 uur een ernstige brand tegenover de boerderij "De Kleine Keet" bewoond door de heer D. de Graaf sr. Het was een vurige vlammenzee over een lengte en breedte van ongeveer 150 meter en het vuur danste tegen de tamelijk sterke wind en verwoeste steeds meer duinbeplanting. Er was veel belangstelling die het schouwspel gadesloegen, maar er waren ook actievere mensen, waaronder vier padvinders en die hadden zich gewapend met stokken en begonnen de brand te blussen. De padvinders hadden hun dassen voor neus en mond gebonden bij wijze van rookmasker. Ze sloegen de vlammen uit en hadden daarbij succes zodat de brand zich niet kon uitbreiden. Later kwam ook de politie en nam direct een actief aandeel bij de blussing. Om half zes was het gevaar geweken en was 3000 a 3500 vierkante meter van het duin zwart gebrand. Als beloning voor deze goede padvindersdaad mocht van Rijkswaterstaat de Helderse padvinders elk jaar met Pinksteren in de duinen bij paal 5 kamperen.

1930

Door de Helderse padvinders werd elk jaar op St. Nicolaas levensmiddelen en kleding uitgedeeld aan de armen. Voor dit doel gingen enkele padvinders bij de winkeliers rond voor benodigde goederen. De week daarop werden de goederen per kar opgehaald, maar dat ging niet altijd goed. Verkenner W.v.d Braak schrijft dat een winkelier aangaf iets te mogen halen, maar tot twee keer toe de padvinders met lege handen weg liet gaan. De verkenner zou het liefst de naam van de winkelier publiceren.

Op maandag 2e Paasdag bezochten 60 Helderse en 12 Enkhuizer padvinders Texel tot het houden van de traditionele St. Joris viering. Bezocht werd o.a. den Burg en de Texelse bossen. De leiding bestond uit hopmannen Dijkstra en Vlietstra.

1931

Op 28 februari gaf de eerste Helderse Padvindersgroep een uitvoering in "Musis Sacrum" ter gelegenheid van haar 20-jarig bestaan.

In april bezocht Prins Hendrik Den Helder om oefeningen van het rode kruis en de padvindersgroep bij te wonen. Aan boord van de Hr. Ms. "Van Nes" voer de prins via IJmuiden naar Den Helder en om ongeveer half twaalf arriveerde de "Van Nes" in de haven. Na aankomst begaf de prins zich naar het stadhuis voor de ontvangst. De Prins bezocht aan het strand de oefeningen van het rode kruis en daarna ging het gezelschap naar het terrein van de waterleiding, waar drie groepen padvinders, de Nederlandse Padvinders, de Katholieken en de C.J.M.V stonden opgesteld. Net als bij het rode kruis was er een vrij groot ongelukkenprogramma voor elke groep samengesteld. Vlug en handig verrichten de padvinders de oefeningen en het viel op hoe regelmatig de verbanden werden gelegd. Wanneer eerste hulp moet worden verleend, was dit bij de padvinders in goede handen. De drie leiders resp. de heren Carel Colthof, Moester en Vlietstra werden door de Prins toegesproken.

Op 30 september konden bezoekers alvast een kijkje nemen in het nieuwe troephuis van de christelijke padvinders. Hopman Van Puffelen leidde het gezelschap naar de grote troepzaal, die geheel geslaagd was gerestaureerd. De wanden van het troephuis waren gehouden in de kleuren van de troep: oranje-grijs, afgezet met diverse padvinders-emblemen. De achterzaal was gehalveerd zodat daar gelegenheid werd gevonden tot het inrichten van twee kleinere vertrekken: een Wulpennest en een Hordehol. Boven waren twee vertrekken: een Sperwernest en een Kemphanenverblijf. In de avond vond de opening plaats. Hopman van Puffelen liet zijn jongens hun groet uitbrengen en patrouilleleider v.d. Leek zegt de Wetsartikelen op en daarna las gids Dick Franken de welpenwet voor. De hopman las vervolgens een gedeelte uit de Bijbel, waarna hij een kort welkomstwoord spreekt en de zieke hopman Vlietstra gedenkt. De secretaris van het Groepscomité, de heer Van Doorne droeg het huis over aan de padvinders. Door hopman Moesters van Groep 3 en Vaandrig Carel Colthof van Groep 1 worden felicitaties uitgesproken, gevolgd door een zeldzaam stukje vuurwerk. Vervolgens werden een aantal verkenners en welpen geïnstalleerd. Na deze officiële opening werden er verschillende activiteiten gehouden. De reuze-huis-baas, de gulzige slang, kampvuren met ontvluchtende tikkie-loop-spelers, kokende berenmelk (of iets dergelijks), pantomimes, muzikale boefjes en bijziende dokters. Ds. Damsté sloot met een dankgebed de late avond af.

Plaatselijk comité[bewerken | brontekst bewerken]

Het plaatselijk comité van de Nederlandse Padvindersorganisatie (NPO) in Den Helder bestond uit de volgende personen:

  • W.D.H. Baron van Asbeck, Kapt. ter Zee
  • H.M. Beeckman, Notaris
  • A.J. Besseling, Directeur der Ambachtschool en Burgeravondschool
  • C. de Boer, Leeraar der R.H.B.S.
  • A.H. de Carpentier, waarnemend hoofd van school no. 3
  • W. Naudin ten Cate, Kapt. ter Zee
  • C.J.M. Colette, Majoor der Artillerie
  • Dr. B.M. van Dalfsen, Leeraar der R.H.B.S.
  • Dr. D.A. Kerkhoff, Directeur der R.H.B.S.
  • Th.C.W. van Mierlo, Directeur der Zeevaartschool
  • W. van der Molen, Leeraar der R.H.B.S.
  • Dr. G.H. Nord, Officier van Gezondheid
  • H. Nypels, Voorzitter der Winkeliersvereniging
  • J.F. Osten, Luitenant ter Zee 2e kl.
  • H. Schuitema, leeraar der R.H.B.S.
  • Mr. W. de Sitter, Kantonrechter
  • C. Stumphius, Hoofd van school no. 8

Dagelijks bestuur 1911[bewerken | brontekst bewerken]

  • C.J.M. Colette, Voorzitter
  • A.H. de Carpentier, Secretaris
  • H. Schuitema, Penningmeester
  • Dr. G.H. Nord
  • J.F. Osten

Dagelijks bestuur 1923[bewerken | brontekst bewerken]

  • J.W.K. Franssen, voorzitter
  • A. Slingervoet-Ramondt, secretaris-penningmeester
  • F. van Dok
  • W.J.D. Maas
  • Dr. H.F. Minkema
  • J.J. van Trotsenburg
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.