Scouting Stoevelaargroep

Scoutpedia.nl, dé Scouting wiki
Versie door Alphendulk (overleg | bijdragen) op 20 feb 2024 om 12:03 (→‎Coppelgroep)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar:navigatie, zoeken
Scouting Stoevelaargroep
Blauw.png
Logo Scouting Nederland.svg
Scouting Nederland
Regio Twenteland
nr.
 1930 
Goor ­Overijssel ­Nederland
Icon girl guide.svgIcon boy scout.svg Meisjes en Jongens
Leden
 85 
Website
Bezig met het laden van de kaart...
52° 14' 22.61" N, 6° 33' 39.92" E
52.239615, 6.561088

RD:235 179-473 044
32U 333475m E 5790492m N

Scouting Stoevelaargroep is een scoutinggroep in Goor.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

In 1932 wordt in Goor een padvindersgroep opgericht. De groep bestond op dat moment uit twee patrouilles: de Leeuwen en de Otters. De jongens kwamen samen op de kegelbaan in de Oude Sociëteit. De eerste groepsleider was akela H.G. Slot, geassisteerd door bagheera H. Wargerink en vaandrig Van der Heiden. Als naam voor de groep kozen ze De Snelvoeters en ze lieten zich in de herfst van 1934[1] inschrijven bij Padvinders Vereeniging Nederland (PVN). De PVN was een afscheiding van De Nederlandsche Padvinders (NPV) -in verband met verschil van inzicht betreffende de belofte- maar snel gaat de PVN weer op in de NPV. De vermeldingen in Waakt, het verenigingsblad van de PVN, maken alleen melding van leidersvolmachten voor welpenleiders en niet voor verkennersleiders. Pas na aansluiting bij de NPV, werd in Weest Paraat in 1940 melding gemaakt van de heren Slot en Wargerink als verkennersleiders met volmacht[2].

Aan de Stoevelaarsweg werd een stuk bosgrond gepacht, waarop een blokhut verrees, met het gevolg dat bij de verhuizing de naam De Snelvoeters wijzigde in de huidige naam Stoevelaarsgroep (met een tussen-S!). Het blijkt dat de groepsnaam in de media mét en zonder tussen-S werd geschreven.

De padvinderij werd in april 1941 door de bezetter verboden en alle bezittingen van de padvindergroepen in Nederland werden verbeurd verklaard. De blokhut werd tijdens de Tweede Wereldoorlog geruïneerd en kon met hulp van de gemeente pas in 1950[3][4] worden gerestaureerd. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een grote toeloop op de Stoevelaargroep, de diverse speltakken zaten boordevol met enthousiaste jongens, zelfs kwam er een speltakuitbreiding namelijk, de Voortrekkers voor oudere jongens. In december 1957 werd hopman Westra benoemd als groepsleider[5] en heeft de groep 98 leden.

Tot overmaat van ramp brandde in de jaren 60 de blokhut aan de Stoevelaarsweg volledig af, zodat de groep op dat moment op sterven na dood is. Een nieuw bestuur wordt geformeerd en met geweldige inzet en bekwaamheid van alle nog bestaande geledingen, wordt in 1968 een nieuwe blokhut gerealiseerd, weliswaar niet op dezelfde locatie doch wel aan de Stoevelaarsweg.

Doordat andere scoutinggroepen in Goor inmiddels zijn opgeheven neemt het aantal jongens- en meisjesleden weer drastisch toe. Op initiatief van hopman Hensen komt er een uitwisseling tot stand met een scoutinggroep uit Campbelltown in Schotland. Gezamenlijk wordt een kamp gehouden in Vilsteren, waarna de Schotse scouts een week te gast zijn in pleeggezinnen in Goor. Officieel wordt de groep ontvangen ten gemeentehuize. Het jaar daaropvolgend wordt een tegenbezoek afgelegd, allereerst een kanokamp in Noord-Schotland en daarna een week in het vissersplaatsje Campbelltown.

Rond 1977 is het aantal jeugdleden vrij stabiel op ongeveer honderd. Nieuwe speltakken doen hun intrede, in 1983 kabouters en in 1989 de Bevers. In maart 1995 heeft de Stoevelaargroep een geheel nieuwe blokhut betrokken, gebouwd op de fundamenten van de oude aan de Stoevelaarsweg.

Andere groepen[bewerken | brontekst bewerken]

De Coppelgroep[bewerken | brontekst bewerken]

Vooreerst de afdeling van het Nederlandse Padvindstersgilde afdeling Goor. Opgericht in 1932 met onder andere Nan Wieberdink als leidster. Gestart werd met een padvindstersvendel met twee rondes (per ronde ongeveer 6 padvindsters) in de jachtkamer van de voormalige havezathe De Stoevelaar, op dat moment eigendom van de familie Jannink. Een van de rondes 'De Gentianen', bestond uit de leden Tut Wieberdink, Mansje ten Hallers, Gerda Hagendoorn, Nettie en Trudy Jannink.

In 1935 werd de kabouterkring opgericht met Mien Warmink als Oehoe. Zij speelden hun spel in een gebouwtje op ‘t Genende. Het eerste padvindsterskamp was in Rijssen. Twee Goorse padvindsters namen als afgevaardigde deel aan het defilé voor koningin Wilhelmina en Baden Powell tijdens de Wereldjamboree te Vogelenzang. Dit gebeuren was voor de meisjes zeer indrukwekkend, ze voelden zich geheel opgenomen in de internationale gemeenschap. Ook deden ze daar mee aan de spectaculaire ruilhandel in ringen, armbanden, speldjes, baretten, enzovoort. Enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog betrokken de padvindsters en kabouters gezamenlijk het gebouwtje bij de ijsbaan. Bij schaatsweer werd verondersteld dat de padvindsters ook op de smalle ijzers zouden staan. Na de oorlog werd de groep opnieuw opgestart met o.a. als leidster mej. Rouwenhorst. In 1946 maakten de padvindsters een trektocht in de buurt van Amersfoort, waar op dat moment een bakkersstaking plaatsvond. Niet getreurd: juffrouw Rouwenhorst stapte op de trein richting Goor en verscheen de volgende dag met manden vol heerlijke Goorse stoete.

De groep ontbeerde een vaste locatie. ‘t Hing van noodoplossingen aan elkaar: nu eens zaten de padvindsters in Ons Huis in de Wheeme, dan weer in de kegelbaan achter de Sociëteit. Het was niet bevorderlijk voor de continuïteit. In 1952 kreeg de groep nieuwe impulsen. Staande op de kegelbaan werd de naam van de plek waarop de baan ligt, gekoppeld aan de padvindstersgroep: de Coppelgroep. De kabouters gaan ook weer ‘draaien’, onder leiding van Gerda Visser, Ietje Donker en mevr. Eertink-Arendsen. Toen ging de kegelbaan dicht en de padvindsters en de kabouters moesten opkrassen. Gelukkig kregen ze onderdak in een schuurtje bij de huidige tennisbaan aan de Diepenheimseweg. Door menig meisjeshoofd spookt nog het ‘enge’ laddertje dat moest worden beklommen. De kabouters bleven in dit schuurtje, de padvindsters kregen alle ruimte in de kale vertrekken van het kasteeltje Wegdam. In 1960 mocht de Coppelgroep tot haar grote vreugde weer beschikken over het gebouw van de ijsclub, waarin ze nog enkele jaren haar spel speelde. Door gebrek aan leiding, concurrentie van sportverenigingen en televisie en ook de gedachte dat Scouting achterhaald is (bijvoorbeeld door het militaire imago) werd de Coppelgroep rond 1971 opgeheven.

St. Tarcisiusgroep[bewerken | brontekst bewerken]

Op initiatief van kapelaan Janssen wordt kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, een groep voor welpen opgezet. De naam wordt St. Tarcisiusgroep. De leiding komt in handen van Mansje Zwienenberg en haar assistenten Ietje Moormann en Ellie Braakhuis. Door hun geweldige inzet is de groep gauw een succes. Het logische vervolg is de oprichting van de katholieke verkenners met dezelfde naam St. Tarcisiusgroep. De leiders, hopman Willem de Wit en de vaandrigs Harrie Leemreize en Jan Walhof, volgen veel cursussen in onder meer Enschede. Vanzelfsprekend gaan ze er bij een temperatuur van min tien graden Celsius met blote kuiten op de fiets naar toe.

Margaretha Maria Alacoquegroep[bewerken | brontekst bewerken]

Gelijktijdig wordt voor de meisjes vanaf twaalf jaar een groep gidsen opgericht, de Margaretha Maria Alacoquegroep. Margaretha-Maria Alacoque (Verosvres, 22 juli 1647 — Paray-le-Monial, 16 oktober 1690) was een 17e eeuwse Franse religieuze zieneres en mystica, die in 1920 heilig verklaard werd. Ze droeg sterk bij aan de verbreiding van de Heilig Hartverering. Haar naamdag is op 17 oktober. De eerste leidsters en initiatiefneemsters van deze gidsengroep waren Rikie Zwienenberg en Truus Walhof.

In eerste instantie vonden de verkenners en de gidsen een onderkomen in het achterzaaltje van het St. Jozefgebouw aan de Kloosterlaan. Een tijdje maakten de verkenners gebruik van de hooizolder boven de paardenstal van café Lentelink en daarna verhuisden ze naar de garage van Wissink in de Bunschotenstraat. De gidsen speelden hun spel in de garage van Groothedde in de Hengevelderstraat, voorheen smederij annex koffiehuis Ter Horst. Nog kwamen aan de omzwervingen geen eind, want voordat uiteindelijk een vast onderkomen kon worden betrokken, werd nog gebruik gemaakt van een afdak aan de Oude Haaksbergerweg dat keurig werd dichtgetimmerd met berkenstammetjes. Vooral kapelaan Bless ziet de noodzaak in van permanente huisvesting voor gidsen, welpen en verkenners. De zusters Van Heeckeren zijn bereid een mooi terrein beschikbaar te stellen in de tuin van hun klooster. Met behulp van een verjaardagfonds, verlotingen en andere activiteiten werd het benodigde geld bijeengeschraapt. Er werd een betonplaten schuur gekocht en dankzij veel vrijwilligershulp verrezen in de tuin van de zusters uiteindelijk twee clubgebouwen: een voor de gidsen en een voor de welpen en de verkenners. Op 9 mei werden de gebouwen ingezegend door pastoor Schartman. Het scoutingspel werd in en om de blokhutten gehouden, zelfs een brug werd over de gracht gebouwd. Een hoogtepunt was altijd weer het zomerkamp. Op een bepaald moment bleek bij het bezoeken van een kampeerterrein in de buurt van Vilsteren de Vecht buiten haar oevers te zijn getreden, waarbij het verhoogde kampeergebied als een eiland midden in een overstroomd weiland lag. Hopman De Wit nam de boer op de rug en waadde naar het droge gedeelte om poolshoogte te nemen. Midden in het overstroomde gedeelte zei hij: ‘Wat mut ‘t kampgeld kost'n? As ‘t te volle is, loat ik oe vall'n. De groep kampeerde dat jaar gratis.

Ten behoeve van het Voortgezet Onderwijs (VGLO) waren in de periode 1958-1960 extra lokalen nodig. Dit werd gerealiseerd door een lagere schoolklas onder te brengen in de beide clubgebouwen. De gidsen weken enige tijd uit naar het Credo Pugnohuis. Het enthousiasme was er niet minder om, ze dansten zelfs het Mariabeeld van Naatje Leemreize achterstevoren. Het onvrijwillig afstaan van de blokhutten deed beide geledingen echter uiteindelijk geen goed, de klad kwam erin. Het was kapelaan IJsselmuiden, die daarna de Scouting weer tot bloei bracht. De blokhutten bij Van Heeckeren werden, nadat ze dienst gedaan hadden als klaslokaal, uitgebreid en vernieuwd. Zelfs een kabouterkring werd opgericht, door Jose Welberg en Maria Vaarhorst. Uiteraard werd kapelaan IJsselmuiden bij zijn afscheid op 12 november 1969 geroemd voor zijn inzet voor de jeugd.

De verkenners veranderden op zeker moment de naam St. Tarcisiusgroep in Prinses Armgardgroep. Helaas kwam ook hier een scherpe terugval in het aantal leden en leiders, door de reeds genoemde oorzaken. Dit leidde omstreeks 1975 tot opheffing van beide groepen, waarbij men besloot alle scoutingactiviteiten c.q. bezittingen onder te brengen bij de Stoevelaargroep. In 1973 fuseerden de vier landelijke scoutingbewegingen in één organisatie: Scouting Nederland. Begin jaren ‘80 werden de afzonderlijke blokhutten op Heeckeren afgebroken.

(Spel)takken[bewerken | brontekst bewerken]

De groep heeft de volgende speltakken:

Activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

De groep doet mee aan ... en organiseert ...

Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.